34440 |
herdershond |
schepershond:
šęi̯pǝrso.nt (Q083p Bilzen),
šęi̯pǝrsǫnt (Q083p Bilzen)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschup:
šęi̯pǝršęp (Q083p Bilzen)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
24877 |
herik |
hering:
ē̜reŋ (Q083p Bilzen),
zemp:
ze.mp (Q083p Bilzen)
|
Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.]
I-5
|
34145 |
herkauwen |
hermalen:
hɛrmǭlǝn (Q083p Bilzen),
neringen:
nereŋǝn (Q083p Bilzen),
nīrenu̯ǝn (Q083p Bilzen),
nīreŋǝ (Q083p Bilzen),
nīǝreŋǝ (Q083p Bilzen)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hosse:
hieësse (Q083p Bilzen),
hijesses (Q083p Bilzen),
josse:
iēsə (Q083p Bilzen)
|
de hersenen [ZND 01 (1922)] || de hersenen (in het hoofd) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
24321 |
hert, ree |
hert:
hièit (Q083p Bilzen)
|
hert [Willems (1885)]
III-4-2
|
22120 |
het binnenkomen van de duif |
inkomen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
ze koëmen èn (Q083p Bilzen),
komen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
koëme (Q083p Bilzen)
|
Hoe zegt men: het binnenkomen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20322 |
het einde van zijn leven |
het laatste van zijn leven:
’t leste van ze leven (Q083p Bilzen)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
21948 |
het geluid dat de duif maakt bij de duivin in een hoekje te jagen (baltsverschijnsel) |
roeken:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
roēke (Q083p Bilzen)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: het geluid dat de duif daarbij maakt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras afmaaien:
t groas aafmaaie (Q083p Bilzen),
t gros ofməjən (Q083p Bilzen),
(het) gras maaien:
graos meë (Q083p Bilzen)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|