e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hielpartij achterkant: ātǝrkant (Bilzen) Het gedeelte van de schoen achter het hol. [N 60, 168b] II-10
hielpartij [wld ii.10, p. 7] achterkant: aaterkant (Bilzen) Alles van de schoen achter het hol? (hielpartij?) [N 60 (1973)] III-1-3
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): kontrefoor (Bilzen), versstuk: vaasstèk (Bilzen) Een stijf stuk leer tot meerdere stevigheid in de schacht aan de hielkant tussen leer en voering vastgekleefd (contrefort, hielstijf, bezetsel?) [N 60 (1973)] || Hielstukje? [N 60 (1973)] III-1-3
hielstukje versstuk: vāsstęk (Bilzen) Ingezet stuk of bezetstuk in de hak aan de binnenkant. [N 60, 169b] II-10
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hee aot noe zənə vaodər (Bilzen), hij trekt op zijn vader: è trek op ze voader (Bilzen) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen hijgen: zə haigən (Bilzen), kuimen: kai̯mǝ (Bilzen), snakken: snakken (Bilzen) [JG 1a, 1b]hijgen (naar adem) [ZND 01 (1922)] || zij hijgen (naar adem) [ZND 01u (1924)] I-11, III-1-2
hijgen naar adem, reutelen snakken: snakte (Bilzen) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hijswerktuig kettelen: kɛtǝlǝ (Bilzen), koorden: kūǝdǝ (Bilzen) Hijswerktuig waarmee het rund omhoog wordt getakeld, voordat het verder verwerkt wordt. Ouder is het werken met touwen of kettingen over de balk in de schuur. Dit gebeurt met mankracht. Vergelijk het lemma ''ophijsen''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 67] II-1
hijswerktuig bij het stuikblok kraan: krǭn (Bilzen  [(om karbanden uit het vuur te lichten)]  ) Kraan of takel waarmee men zware, te stuiken werkstukken op kan hijsen om ze vervolgens op het stuikblok te laten vallen. In verschillende smederijen (o. m. in Q 99* en Q 111) was een dergelijk werktuig niet gebruikelijk. [N 33, 286] II-11
hinderen generen (<fr.): zjenere (Bilzen) Hinderen. [ZND 01 (1922)] III-3-1