29750 |
inslaan |
brikken invaren:
brekǝ ęnvǭrǝ (Q083p Bilzen),
brikken inzetten:
brekǝ ęnzętǝ (Q083p Bilzen),
de oven aanzetten:
dǝn uǝvǝ ǭnzętǝ (Q083p Bilzen
[(de eerste stenen in de oven zetten)]
)
|
De droge vormelingen naar en in de oven brengen. De invuller uit Q 111 maakt een onderscheid tussen het aanvoeren en het opstapelen van de stenen. De eerste handeling duidt hij aan met de term brikken schurgen, de tweede met inzetten. Het lemma bevat zowel opgaven voor de veldoven als voor de meer fabrieksmatig georganiseerde steenovens. [N 98, 118; N 98, 152; monogr.]
II-8
|
29263 |
inslag |
inslag:
enslǭx (Q083p Bilzen)
|
Het stuk overleer dat men bij het overhalen over de rand van de binnenvoet trekt om dit tussen binnenzool en tussenzool te kunnen vastnaaien. [N 60, 86]
II-10
|
18501 |
inslag [wld ii.10, p. 39] |
inslag:
inslaog (Q083p Bilzen)
|
Het stuk overleer dat men bij het overhalen over de rand van de binnenvoet trekt om dit tussen binnenzool en tussenzool te kunnen vastnaaien? (inslag?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
31018 |
insmeren |
incollen:
ę̄nkǫlǝ (Q083p Bilzen)
|
Het met lijm besmeren van de bovenzool na het kloppen. "De bovenzool wordt, na eerst ruw uitgesneden en in water elastisch te zijn gemaakt, op een kei geklopt om eventueel later trekken te voorkomen, daarna met lijm besmeerd en met een paar spijkers aan de hak en één bij den neus voorlopig vastgezet." (Directie, pag, 301). [N 60, 100]
II-10
|
34001 |
inspannen |
aanspannen:
ǭnspanǝ (Q083p Bilzen),
inspannen:
ę.nspanǝ (Q083p Bilzen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
34658 |
instapgreep |
handhaaf:
hantɛf (Q083p Bilzen
[(mv hantēvǝ)]
)
|
Elk van de ijzeren greep naast de deur van het rijtuig, die het instappen vergemakkelijken. [N 101, 19]
I-13
|
30358 |
insteekslot |
insteekslot:
ęnstē̜kslūǝt (Q083p Bilzen)
|
Slot dat in de deur is ingelaten en met behulp van de belegplaat, waarvan de beide uiteinden voorbij het slot uitsteken, in de deurstijl wordt vastgeschroefd. [N 54, 101]
II-9
|
25589 |
invetten |
smeren:
smęǝrǝ (Q083p Bilzen)
|
Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.]
II-1
|
31796 |
inzagingen maken |
inzegen:
ęnzē̜gǝ (Q083p Bilzen)
|
Sleuven in het hout zagen waardoor de veerkracht ervan vergroot wordt en het hout gemakkelijker gebogen kan worden. [N 53, 23b]
II-12
|
29034 |
inzepen |
inzepen:
ęnzēpǝ (Q083p Bilzen),
openstrijken met zeep:
uǝpǝstręjkǝ męt zēp (Q083p Bilzen)
|
Het gebruiken van zeep bij het gladmaken en openpersen van de naden. Volgens de informant van Q 198 wordt dit daar niet gedaan, omdat het stof dan tussen de naden blijft zitten. [N 59, 79; N 59, 186]
II-7
|