31412 |
kolomboormachine |
kolomboor:
kǫlǫnbuǝr (Q083p Bilzen),
kolomboormachine:
kǫlǫmbuǝrmǝšīn (Q083p Bilzen)
|
Stationaire boormachine waarbij de boorhouder beweegbaar op een kolom gemonteerd is. Het werkstuk kan bij deze boormachine in een, vaak in hoogte verstelbare, boortafel worden vastgeklemd. De kolomboormachine wordt vooral voor zwaar en zuiver boorwerk gebruikt. Zie ook afb. 122. Het betreft daar een kolomboormachine die met de hand wordt aangedreven. [N 33, 123]
II-11
|
21567 |
kolonel |
kolonel:
kolenel (Q083p Bilzen),
ne kolenel (Q083p Bilzen),
⁄n ko⁄lənɛl (Q083p Bilzen)
|
Kolonel. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19615 |
kom |
komp:
kump (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
kuōmə (Q083p Bilzen),
kuəmə (Q083p Bilzen)
|
komen [RND], [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
30310 |
komgrepen |
vingergrepen:
veŋǝrgrēpǝ (Q083p Bilzen)
|
De handgrepen die verzonken in het hout van de onderdorpel van het onderraam bevestigd zijn. [N 55, 52b]
II-9
|
33606 |
komkommer |
komkommer:
koemkoemmer (Q083p Bilzen)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
20005 |
konijn |
konijn:
knein (Q083p Bilzen),
kəneͅi.n (Q083p Bilzen),
ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130
knēin (Q083p Bilzen),
pl.
kənain (Q083p Bilzen)
|
konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24322 |
konijnenhol |
konijnspijp:
knoojnspeip (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21266 |
koning |
koning:
kaining (Q083p Bilzen),
kieëning (Q083p Bilzen),
kiiniŋ (Q083p Bilzen),
kījəniŋ (Q083p Bilzen)
|
een koning [ZND A2 (1940sq)] || koning [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
bruid:
brauwt (Q083p Bilzen)
|
Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|