e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolomboormachine kolomboor: kǫlǫnbuǝr (Bilzen), kolomboormachine: kǫlǫmbuǝrmǝšīn (Bilzen) Stationaire boormachine waarbij de boorhouder beweegbaar op een kolom gemonteerd is. Het werkstuk kan bij deze boormachine in een, vaak in hoogte verstelbare, boortafel worden vastgeklemd. De kolomboormachine wordt vooral voor zwaar en zuiver boorwerk gebruikt. Zie ook afb. 122. Het betreft daar een kolomboormachine die met de hand wordt aangedreven. [N 33, 123] II-11
kolonel kolonel: kolenel (Bilzen), ne kolenel (Bilzen), ⁄n ko⁄lənɛl (Bilzen) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom komp: kump (Bilzen, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: kuōmə (Bilzen), kuəmə (Bilzen) komen [RND], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
komgrepen vingergrepen: veŋǝrgrēpǝ (Bilzen) De handgrepen die verzonken in het hout van de onderdorpel van het onderraam bevestigd zijn. [N 55, 52b] II-9
komkommer komkommer: koemkoemmer (Bilzen) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: knein (Bilzen), kəneͅi.n (Bilzen), ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130  knēin (Bilzen), pl.  kənain (Bilzen) konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
konijnenhol konijnspijp: knoojnspeip (Bilzen) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2
koning koning: kaining (Bilzen), kieëning (Bilzen), kiiniŋ (Bilzen), kījəniŋ (Bilzen) een koning [ZND A2 (1940sq)] || koning [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand bruid: brauwt (Bilzen) Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)] III-3-2