28871 |
kopieerwieltje |
raadje:
riǝtšǝ (Q083p Bilzen),
roulette:
rulęt (Q083p Bilzen)
|
Een scherp getand wieltje aan een handvat om patronen uit te raderen. Zie afb. 5. [N 59, 4]
II-7
|
19582 |
kopje |
jatte (fr.):
sjat (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
zjat (Q083p Bilzen),
kompje:
kempkə (Q083p Bilzen),
tasje:
teskə (Q083p Bilzen)
|
kopje, tas [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
keukelen:
/
kookele (Q083p Bilzen),
tuimelen:
toumelen (Q083p Bilzen)
|
hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)] || kopjeduikelen [SND (2006)]
III-3-2
|
30266 |
koplat |
leest:
lēs (Q083p Bilzen),
profielleest:
profellēs (Q083p Bilzen)
|
De geprofileerde lat die als omlijsting op raam- en deurkozijnen wordt aangebracht. [N 55, 146a]
II-9
|
33987 |
kopnet |
kopnet:
kǫpnęt (Q083p Bilzen),
vliegennet:
[vliegennet] (Q083p Bilzen)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|
21944 |
koppel |
koppel:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
’n koppel (Q083p Bilzen)
|
Wat is de dialectbenaming voor: een paar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20368 |
koppelen |
koppelen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
koppele (Q083p Bilzen)
|
Wat is de dialectbenaming voor: het bij elkaar zetten van duivers (doffers) en duivinnen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32684 |
koppelhaak, koppelketting |
trekel/trikkel:
trekǝl (Q083p Bilzen),
tri.kǝl (Q083p Bilzen)
|
De in dit lemma verenigde termen betreffen het verbindingsstuk ( + evt. onderdelen) tussen het zwenghout van het trekdier en de kam of stelboog. Dat was meestal - en vooral bij de oude voetploeg - een korte ketting met een haak aan de uiteinden. Vaak echter bestond dit koppelstuk uit twee haken, twee ringen of een haak en een ring die onderling door een draaihaak verbonden waren, of kon volstaan worden met een haak, een open schakel of een ring zonder meer. Bij de latere ijzeren wentelploeg met voorkar kon het zwenghout rechtstreeks aan de haak van de stelboog worden vastgemaakt. Sommige opgaven benoemen dan ook de vaste haak die deel uitmaakt van de grindelstang ofwel de tot de breedteregeling behorende beweegbare haak. De bovengenoemde of een daarop gelijkende ketting werd - en enkele van de onderstaande termen wijzen daar al op - eveneens gebruikt om de eg met het zwenghout te verbinden. Men zie daarom ook het lemma Egketting ca. [JG 1b + 1e + 2c; JG 2b-4, 2c; N 11, 35; N 11 A, 95b + 99c]
I-1
|
30448 |
koppelijzer |
verbindingsijzer:
vǝrbęŋeŋs˱ęjzǝr (Q083p Bilzen)
|
IJzer waarmee twee balken die met de kopeinden tegen elkaar op een muur liggen, met elkaar verbonden kunnen worden. [N 54, 127]
II-9
|
30142 |
koppenlaag |
de kop:
dǝ kǫp (Q083p Bilzen),
koplaag:
kǫpluǝf (Q083p Bilzen)
|
Laag in hun breedterichting liggende bakstenen. Zie ook afb. 38 en 41. [N 31, 23b; monogr.]
II-9
|