21978 |
korteafstandsvlucht |
korte vlucht:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
de kotte vlèch (Q083p Bilzen),
vitesse:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
vitês (Q083p Bilzen)
|
korte afstandsvlucht (minder dan 100 km)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
29971 |
korteling |
keper:
kiǝpǝr (Q083p Bilzen
[(meervoud: kiǝpǝrǝ)]
),
poutrelle-tje:
putrɛlǝkǝ (Q083p Bilzen)
|
Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.]
II-9
|
26630 |
kortmeel |
biest:
bis (Q083p Bilzen
[(synoniem met kǫt)]
),
kort:
kǫt (Q083p Bilzen)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|
34520 |
kortwieken |
kortwieken:
kotwikǝn (Q083p Bilzen)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
23274 |
koster |
koster:
de kester (Q083p Bilzen),
kɛstər (Q083p Bilzen)
|
koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)]
III-3-3
|
21339 |
kostganger |
kostganger:
kosgenger (Q083p Bilzen),
kossgĕënger (Q083p Bilzen)
|
een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] || kostganger [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
21550 |
kostschool |
pensionaat (<fr.):
pensionaat (Q083p Bilzen)
|
kostschool [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kēͅrmənōͅtə (Q083p Bilzen),
kɛrbənōͅtə (Q083p Bilzen),
kotelet:
koͅrtəleͅtə (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
karbonaden [Goossens 1a (1955)], [Goossens 1b (1960)] || kotelet [Goossens 1a (1955)] || koteletten [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
31070 |
koud aftrekken |
koud afwerken:
kāt ǭfwęrkǝ (Q083p Bilzen)
|
Aanbrengen van de was met behulp van een koud, houten polijstinstrument. [N 60, 134d]
II-10
|
31309 |
koudbeitel |
koudbeitel:
kāt˱biǝtǝl (Q083p Bilzen),
koude tranche:
kā trãnš (Q083p Bilzen)
|
In het algemeen een beitel waarmee op koud ijzer wordt gewerkt. De koudbeitel is meestal zeskantig in doorsnee, soms ook rond of ovaal. Het werktuig wordt voor diverse werkzaamheden gebruikt zoals het weghakken van bramen en lasslakken, het doorhakken van bouten en het splijten van metaal. De koudbeitel is soms van een steel voorzien. Zie ook afb. 49. [N 33, 109; N 33, 112-113; N 64, 69b; monogr.]
II-11
|