e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kram voor de steunhouten van het hoogsel ijzeren grabben: ęjzǝrǝ grabǝ (Bilzen) Elk van de U-vormige krammen aan de zijkant van de zijwand van een karbak, waarin de steunhouten van het hoogsel gestoken kunnen worden. [JG, 1a] II-12
kramer kramer: kriieëmer (Bilzen), marktman: ⁄n mertman (Bilzen), marktwijf: mertwijf (Bilzen) kramer [ZND 01 (1922)] || Kramer. [ZND 36 (1941)] III-3-1
krampig krampig: krɛmpex (Bilzen) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
kramsvogel tsjakker: tsjakker (Bilzen) kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)] III-4-1
krant gazet (<fr.): gezet (Bilzen), gəzet (Bilzen, ... ) krant [ZND 17 (1935)] III-3-1
kraspen krets: krɛts (Bilzen) In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.] II-11
krassen verassen: vernielen, kapot maken  veraossen (Bilzen) krassen [ZND 01 (1922)] III-4-4
kreeft kreeft: krièif (Bilzen), ook in ZND 28, 048  kref (Bilzen), krieëf (Bilzen) kreeft [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-2-3
krekel krekel: kriekel (Bilzen, ... ) krekel [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
krentenbaard baardziekte: baodzikde (Bilzen), krapjes: Schurft.  krêpkes (Bilzen), krappen: Schurft.  krappe (Bilzen), scheurmond: In de mondhoeken.  sjiërmond (Bilzen) Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 107 (2001)] III-1-2