e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroon kroon: ən kroͅun (Bilzen) een kroon [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
kroonlijst kornis: kǝrnis (Bilzen), muizetand: mǫwzǝntant (Bilzen), siermetselwerk: sīrmɛtsǝlwɛrk (Bilzen) Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.] II-9
kroonrad, kroonwiel kroonrad: krownrǭǝt (Bilzen), krunrǭǝt (Bilzen) Groot horizontaal rad dat in watermolens met meer dan één maalgang op de koning is bevestigd. Het kroonrad doet twee tot vier rondsels draaien die dan elk een steenkoppel kunnen aandrijven. [Vds 80; Jan 105; Coe 91; Grof 101] II-3
kropgat kropkot: krǫpkuǝt (Bilzen) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidenier winkelier: ⁄n winkelier (Bilzen) Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)] III-3-1
kruidenjenever bessenjenever: bêssezjeneiver (Bilzen), likeur: veelal gezoete sterke drank  likeïr (Bilzen) jenever met kruiden [N 80 (1980)] || sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan jeneverbessen zijn toegevoegd (jenever klare snaps e.d.) [N 80 (1980)] III-2-3
kruidenpannenkoek kruidkoek: krautkoek (Bilzen) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
kruidnagel groffelsnagel: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10  groffelsnoagel (Bilzen), groffəsnōͅgəl (Bilzen) een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)] III-2-3
kruidwis wijden {ja}: het gebruik van het wijden van den kruidwisch bestaat nog  / (Bilzen), ja  / (Bilzen, ... ) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] III-3-2
kruik kruik: krauk (Bilzen) kruik [ZND 01 (1922)] III-2-1