17815 |
leggen |
leggen:
lĕggen (Q083p Bilzen),
lĕgə (Q083p Bilzen),
ligge (Q083p Bilzen)
|
leggen [ZND 01 (1922)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-1-2
|
21553 |
lei |
lei:
laai (Q083p Bilzen)
|
Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
30465 |
leidekker |
schaliëndekker:
še ̞lǝndękǝr (Q083p Bilzen),
šǫlǝndękǝr (Q083p Bilzen)
|
De man die daken van huizen, kerken en torens met leien dekt. Zie ook het lemma 'Daklei'. [N 64, 137e; N 30, 3e; monogr.; div.]
II-9
|
34147 |
leiden |
leiden:
lēǝ (Q083p Bilzen)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
30530 |
leien dak |
schaliedak:
šǭldjǝdǭk (Q083p Bilzen)
|
Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.]
II-9
|
20580 |
lekkerbek |
fijnproever:
feinpriever (Q083p Bilzen)
|
iemand die goed kan eten (lekkerbek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17643 |
lende |
lende:
linnen (Q083p Bilzen),
pijn in de lenne (Q083p Bilzen)
|
ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || lendenen [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
33786 |
lendenen en kuil |
diepte:
dip˱tǝ (Q083p Bilzen)
|
Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c]
I-9
|
21503 |
lenen |
lenen:
leinə (Q083p Bilzen)
|
leenen [ZND 14 (1926)]
III-3-1
|
25627 |
leng |
rot brood:
rǫt brǭwt (Q083p Bilzen)
|
Leng is een ziekte in het brood veroorzaakt door de "lengbacil". De leng openbaart zich allereerst door een onaangename zoete geur tezamen met een verkleuring en kleverig worden van de kruim van het brood (Schoep blz. 117). Werkt de leng door dan wordt de verkleuring groter, de kruim wordt kleveriger en de geur wordt zeer onaaangenaam. Breekt men het brood door, dan ziet men bruine kleverige draden tussen de afgebroken delen. Het brood is dan niet voor consumptie geschikt. Bij normale omstandigheden van vocht en temperatuur kan de leng-bacil zich niet ontwikkelen. In de zomermaanden is het ontstaan van leng het meest voor de hand liggend. Zo snel mogelijke afkoeling van het brood en het bewaren op een koele luchtige plaats bestrijdt doelmatig het euvel van de leng (Schoep blz. 147). Het lemma bestaat uit verschillende grammaticale categorieën. [N 29, 72; N 29, 68a; monogr.]
II-1
|