e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leunknop van de booromslag bovenstuk: buǝvǝstęk (Bilzen), kop: kǫp (Bilzen) De platronde bol aan de bovenzijde van de booromslagwaarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk uitoefent op het boorijzer. Zie ook afb. 81. [N 53, 161e; monogr.] II-12
leunspaan geleider: gǝlęjdǝr (Bilzen) De verschuifbare, metalen dwarsbalk waar de draaier met de beitel op leunt wanneer hij deze op het draaiende hout zet. [N 47, 6; N 53, 228b] II-12
leunstoel leenstoel: lēͅnstūl (Bilzen), leunstoel: lēͅnstul (Bilzen, ... ), zetel: zēͅtəl (Bilzen, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || een leuningstoel (fauteuil, zetel) [N 56 (1973)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder bedelaar: bedeler (Bilzen) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] III-3-1
leven leven: znd 34, 82a;  leeven (Bilzen) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
leven (zn) leven: leeve (Bilzen), leven (Bilzen), lévvə (Bilzen) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2
lever lever: lē̜vǝr (Bilzen) Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] I-11
leverpastei pat: pā.teͅi̯ (Bilzen), ’pā.teͅi (Bilzen) fijn gehakte, gekookte, gekruide en in een vorm gegoten lever [Goossens 1a (1955)] || leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverworst: laeverwos (Bilzen), leverwos (Bilzen), lēͅvərwoͅs (Bilzen), lèverwos (Bilzen), lêverwos (Bilzen), witte worst: witə woͅs (Bilzen) leverworst [Goossens 1a (1955)], [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] || worst met lever als hoofdbestanddeel (leverworst) [N 80 (1980)] III-2-3
liberaal blauwe, een -: ’t is ne blooë (Bilzen), liberaal: ’t es ne liberaal (Bilzen) Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)] III-3-1