31939 |
leunknop van de booromslag |
bovenstuk:
buǝvǝstęk (Q083p Bilzen),
kop:
kǫp (Q083p Bilzen)
|
De platronde bol aan de bovenzijde van de booromslagwaarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk uitoefent op het boorijzer. Zie ook afb. 81. [N 53, 161e; monogr.]
II-12
|
32199 |
leunspaan |
geleider:
gǝlęjdǝr (Q083p Bilzen)
|
De verschuifbare, metalen dwarsbalk waar de draaier met de beitel op leunt wanneer hij deze op het draaiende hout zet. [N 47, 6; N 53, 228b]
II-12
|
19383 |
leunstoel |
leenstoel:
lēͅnstūl (Q083p Bilzen),
leunstoel:
lēͅnstul (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
zetel:
zēͅtəl (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen)
|
een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || een leuningstoel (fauteuil, zetel) [N 56 (1973)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
bedelaar:
bedeler (Q083p Bilzen)
|
een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
20198 |
leven |
leven:
znd 34, 82a;
leeven (Q083p Bilzen)
|
leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
20188 |
leven (zn) |
leven:
leeve (Q083p Bilzen),
leven (Q083p Bilzen),
lévvə (Q083p Bilzen)
|
leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34]
III-2-2
|
17697 |
lever |
lever:
lē̜vǝr (Q083p Bilzen)
|
Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c]
I-11
|
21002 |
leverpastei |
pat:
pā.teͅi̯ (Q083p Bilzen),
’pā.teͅi (Q083p Bilzen)
|
fijn gehakte, gekookte, gekruide en in een vorm gegoten lever [Goossens 1a (1955)] || leverpastei [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
laeverwos (Q083p Bilzen),
leverwos (Q083p Bilzen),
lēͅvərwoͅs (Q083p Bilzen),
lèverwos (Q083p Bilzen),
lêverwos (Q083p Bilzen),
witte worst:
witə woͅs (Q083p Bilzen)
|
leverworst [Goossens 1a (1955)], [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] || worst met lever als hoofdbestanddeel (leverworst) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21506 |
liberaal |
blauwe, een -:
’t is ne blooë (Q083p Bilzen),
liberaal:
’t es ne liberaal (Q083p Bilzen)
|
Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|