19085 |
liegen |
liegen:
dat liegste (Q083p Bilzen),
liege (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
liegen (Q083p Bilzen),
līgə (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || liegen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
17647 |
lies |
dun:
den (Q083p Bilzen),
kuit:
RK: verwarring dr. plooi v.d. dij?
kijet (Q083p Bilzen),
lies:
liès (Q083p Bilzen),
līs (Q083p Bilzen),
liezen:
lī.zǝ (Q083p Bilzen)
|
de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies (v.h. been, Fr. aine) [ZND 01 (1922)]
I-12, I-9, III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lieveherekuikje:
ook in ZND 16, 006
lieveneirekii̯kskə (Q083p Bilzen),
onzelieveheersbeestje:
ook in ZND 16, 006
onzelievenheersbeestje (Q083p Bilzen)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (Q083p Bilzen),
liggen (Q083p Bilzen),
liggə (Q083p Bilzen),
ligə (Q083p Bilzen)
|
liggen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
26438 |
ligger |
legger:
lęgǝr (Q083p Bilzen),
ligsteen:
lexstēǝn (Q083p Bilzen),
maalsteen:
mǭǝlstēǝn (Q083p Bilzen)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
18831 |
lijden |
lijden:
laejə (Q083p Bilzen)
|
lijden [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
znd 1 a-m; znd 30, 25;
leekbijer (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
32082 |
lijmen |
lijmen:
lājmǝ (Q083p Bilzen)
|
Twee delen met behulp van houtlijm met elkaar verbinden. [N 54, 1a; monogr.]
II-12
|
32087 |
lijmkachel |
lijmstoof:
lęjmstuǝf (Q083p Bilzen)
|
Lange stoof waarop het hout wordt verwarmd als dit gelijmd moet worden met warme lijm. [N 54, 8]
II-12
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
lijmtang:
lęjmtaŋ (Q083p Bilzen),
sergeant:
sǝržant (Q083p Bilzen
[(van hout of metaal)]
)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|