e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liegen liegen: dat liegste (Bilzen), liege (Bilzen, ... ), liegen (Bilzen), līgə (Bilzen, ... ) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || liegen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-3-1
lies dun: den (Bilzen), kuit: RK: verwarring dr. plooi v.d. dij?  kijet (Bilzen), lies: liès (Bilzen), līs (Bilzen), liezen: lī.zǝ (Bilzen) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies (v.h. been, Fr. aine) [ZND 01 (1922)] I-12, I-9, III-1-1
lieveheersbeestje lieveherekuikje: ook in ZND 16, 006  lieveneirekii̯kskə (Bilzen), onzelieveheersbeestje: ook in ZND 16, 006  onzelievenheersbeestje (Bilzen) lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)] III-4-2
liggen liggen: ligge (Bilzen), liggen (Bilzen), liggə (Bilzen), ligə (Bilzen) liggen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)] III-1-2
ligger legger: lęgǝr (Bilzen), ligsteen: lexstēǝn (Bilzen), maalsteen: mǭǝlstēǝn (Bilzen) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3
lijden lijden: laejə (Bilzen) lijden [ZND A2 (1940sq)] III-1-4
lijkbidder lijkbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  leekbijer (Bilzen, ... ) lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2
lijmen lijmen: lājmǝ (Bilzen) Twee delen met behulp van houtlijm met elkaar verbinden. [N 54, 1a; monogr.] II-12
lijmkachel lijmstoof: lęjmstuǝf (Bilzen) Lange stoof waarop het hout wordt verwarmd als dit gelijmd moet worden met warme lijm. [N 54, 8] II-12
lijmknecht, sergeant lijmtang: lęjmtaŋ (Bilzen), sergeant: sǝržant (Bilzen  [(van hout of metaal)]  ) Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.] II-12