21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləkbu:r (Q083p Bilzen)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
dauwdistel:
dōfdistəl (Q083p Bilzen),
doofdistel:
dōfdistəl (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
suikerijsalade:
soekeraaisloat (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
soekeraaissloat (Q083p Bilzen)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mē̜.lkǝn (Q083p Bilzen),
męlkǝn (Q083p Bilzen),
mɛ.lkǝ (Q083p Bilzen)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
melktanden:
mę.lǝktān (Q083p Bilzen)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
17624 |
melktanden |
bijtertjes:
bīterkes (Q083p Bilzen),
melktanden:
melktān (Q083p Bilzen)
|
kinderwoord voor tanden [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zijschotel:
za.i̯šętǝl (Q083p Bilzen)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19137 |
menen |
menen:
mɛenə (Q083p Bilzen)
|
menen [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
20470 |
menstruatie |
klommel:
Plat. Vgl. kloemmelbaen = maandverband.cf. WNT s.v. klommel
on hèrre kloĕmmel (Q083p Bilzen),
regels:
reegels (Q083p Bilzen),
veranderingen:
veraanderinge (Q083p Bilzen)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
20471 |
menstrueren |
de fransen zijn over de grens:
Eufemistisch.
de Franse zin iëver de grêns (Q083p Bilzen)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
blaan:
blauën (Q083p Bilzen),
blouën (Q083p Bilzen),
bloën (Q083p Bilzen),
blōwn (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
merel [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|