17668 |
middelvinger |
lange liereboom:
Scherts.
lange liereboom (Q083p Bilzen),
lange vinger:
lange vinger (Q083p Bilzen),
middelvinger:
middelvinger (Q083p Bilzen),
middenste vinger:
de middeste vinger (Q083p Bilzen),
middenvinger:
middevinger (Q083p Bilzen)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33785 |
middendeel van het paard |
middelhand:
medǝlhant (Q083p Bilzen),
romp:
ro.mp (Q083p Bilzen)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
dombanden:
dombɛ̄n (Q083p Bilzen),
dombɛ̄ǝn (Q083p Bilzen)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
30282 |
middenregel |
middelste travers:
medǝlstǝ travē̜r (Q083p Bilzen),
middenste travers:
medǝstǝ travē̜r (Q083p Bilzen)
|
Elk van de horizontale planken tussen de onder- en bovenregel van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26e; monogr.]
II-9
|
17690 |
middenrif |
middenrif:
Niet alg.
(midderif) (Q083p Bilzen)
|
Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middenrif, middelrif, middelvlies). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
30244 |
middenstijl |
middelman:
medǝlman (Q083p Bilzen
[(middenstijl van een klein raampje)]
),
middenstuk:
medǝstęk (Q083p Bilzen)
|
Het verticale deel in het midden van een kozijn waartegen de twee vleugels van een dubbel raam aanslaan. [N 55, 7b]
II-9
|
24352 |
mier |
moemet:
mōēmet (Q083p Bilzen),
ook in ZND 08, 152a
moemet (Q083p Bilzen)
|
mier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
24353 |
mijt |
made:
mooi (Q083p Bilzen)
|
mijt [Willems (1885)]
III-4-2
|
33094 |
mijt afdekken |
dekken:
dękǝ (Q083p Bilzen)
|
De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
22468 |
mik |
gaffel:
gaffel (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik] [N 112 (2006)]
III-3-2
|