e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middelvinger lange liereboom: Scherts.  lange liereboom (Bilzen), lange vinger: lange vinger (Bilzen), middelvinger: middelvinger (Bilzen), middenste vinger: de middeste vinger (Bilzen), middenvinger: middevinger (Bilzen) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard middelhand: medǝlhant (Bilzen), romp: ro.mp (Bilzen) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: dombɛ̄n (Bilzen), dombɛ̄ǝn (Bilzen) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenregel middelste travers: medǝlstǝ travē̜r (Bilzen), middenste travers: medǝstǝ travē̜r (Bilzen) Elk van de horizontale planken tussen de onder- en bovenregel van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26e; monogr.] II-9
middenrif middenrif: Niet alg.  (midderif) (Bilzen) Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middenrif, middelrif, middelvlies). [N 106 (2001)] III-1-1
middenstijl middelman: medǝlman (Bilzen  [(middenstijl van een klein raampje)]  ), middenstuk: medǝstęk (Bilzen) Het verticale deel in het midden van een kozijn waartegen de twee vleugels van een dubbel raam aanslaan. [N 55, 7b] II-9
mier moemet: mōēmet (Bilzen), ook in ZND 08, 152a  moemet (Bilzen) mier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
mijt made: mooi (Bilzen) mijt [Willems (1885)] III-4-2
mijt afdekken dekken: dękǝ (Bilzen) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mik gaffel: gaffel (Bilzen, ... ) een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik] [N 112 (2006)] III-3-2