e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molenkar molenkar: molenkar (Bilzen) De kar waarmee men zakken graan en meel respectievelijk ophaalt en thuisbrengt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 38r; Vds 267; Jan 259; Coe 237; Grof 265] II-3
molenrad molenrad: [molen]rǭǝt (Bilzen), tobrad: tǫbrǭǝt (Bilzen) Algemene benaming voor het verticaal geplaatste rad bij een watermolen dat door het stromende water in beweging wordt gebracht en zo de drijfkracht levert aan de molen. Al naar gelang het water aan de onderzijde of aan de bovenzijde van het rad wordt toegevoerd, spreekt men van onderslag- respectievelijk bovenslagmolens. Vanuit de molen bekeken, draait een bovenslagrad van links naar rechts, een onderslagrad van rechts naar links. Zie ook afb. 10 en 72. Het woordtype turbine is specifiek van toepassing op een horizontaal geplaatst molenrad. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [A 43, 5; Vds 21 add.; Vds 23; Vds 25; Jan 58; Jan 60; Coe 53; Grof 79; N D add.; monogr.] II-3
molshoop in het grasland molleshoop: mǫ.lǝshō.p (Bilzen), molpshoop: (mv mǫ.lǝpsh".p)  mǫ.lǝpshō.p (Bilzen) Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.] I-3
mompelen grommelen: groemmelen (Bilzen, ... ) Hoe noemt men binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
mond mond: groute mond (Bilzen), mond (Bilzen), mu.nd (Bilzen) een grote mond [ZND 31 (1939)] || mond [RND], [ZND 01 (1922)] III-1-1
mond (spotnamen) muil: maul (Bilzen, ... ) muil (M.) [ZND 01 (1922)] III-1-1
monden jachten: jaxtǝ (Bilzen  [(id)]  ), kolenjachten: kuǝlǝjaxtǝ (Bilzen  [(stookkanalen)]  ), kolenmuilen: kuǝlǝmawlǝ (Bilzen  [(enkelvoud: kuǝlǝmawǝl)]  ), muilen: mǫwlǝ (Bilzen), pilaartjes: pilē̜rkǝs (Bilzen  [(soort verticale schoorsteentjes: gebouwd met de vormelingen ter hoogte van kruispunten van jachten)]  ) Stookgaten in de zijmuren van de veldoven; bij uitbreiding ook de stookgangen uitgespaard in de inzet, die de verbinding vormen tussen de twee monden in de zijmuren. In het begin van de baktijd gooiden de stokers hier hout en turf naar binnen; was de oven heet genoeg, dan werden de monden afgesloten. [N 98, 114; monogr.; N 98, 140 add.] II-8
mondharmonica mondharmonica: mondharmauneka (Bilzen), mondharmonika (Bilzen), mondmuziek: mondmeziek (Bilzen), mondmuziekje: e mondmeziekske (Bilzen), mondmeziekske (Bilzen, ... ), ɛt mondmeziekske (ne mauneka = accordeon) (Bilzen) het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek] [N 112 (2006)] III-3-2
mondsteen kamaai: kamāj (Bilzen) Steen die tijdens het bakproces vlakbij de stookkanalen heeft gelegen en zodoende half gesmolten en kromgetrokken is door de hitte. [N 30, 52c; N 98, 167; monogr.] II-8
mondstuk embouchure (fr.): embechuur (Bilzen), embeschure (Bilzen) Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] III-3-2