e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opzitten rechtop zitten: op z\'n aeste paute zitte; t\'es zjus e beeld  raechop zitte (Bilzen) Hoe noemt u op de achterste poten zitten met opgeheven voorpoten, gezegd van een hond (bidden, lezen) [N 83 (1981)] III-2-1
orgel orgel: den orgelman (Bilzen), en ElgeR (Bilzen), ennen schaônen oksaôl met enne nauwen elger (Bilzen), ergel (Bilzen, ... ), orgeldraeër (Bilzen), orgelman (Bilzen, ... ), élgerdraeër (Bilzen), êlger (Bilzen), ⁄n sjune oksoaël met ⁄n nauwe elger (Bilzen) Een nieuw orgel (in de kerk). [ZND 42 (1943)] || Een nieuw orgel. [ZND 42 (1943)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman] [N 112 (2006)] || orgel [GTRP (1980-1995)] || Orgel. [Willems (1885)] III-3-2, III-3-3
orgeldraaier orgeldraaier: orgeldraeër (Bilzen), élgerdraeër (Bilzen), orgelman: den orgelman (Bilzen), orgelman (Bilzen, ... ), speelman: ne spiëlman (Bilzen) iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman] [N 112 (2006)] III-3-2
os os: ǫs (Bilzen) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
ossejuk dobbel jok: dǫbǝl jō.ǝk (Bilzen), jok: jō.ǝk (Bilzen) Vroeger werden in Limburg ook ossen of zelfs ander hoornvee als trekdier gebruikt. Hoe armer de grond, hoe meer ossen; in de Kempische zandstreek werden zelfs meer ossen dan paarden ingespannen (cf. Inleiding WLD I, afl. 9, p. VII-IX). De materiaalverzameling voor deze aflevering bevatte ook gegevens voor benamingen voor het ossetuig, maar aangezien de herinnering aan deze begrippen bij de meeste zegslieden reeds te vaag was, bleek het niet mogelijk een systematische beschrijving ervan te geven. Hieronder worden alleen de dialectvarianten van het woord juk opgenomen als simplex en als grondwoord van samenstellingen die op een deel van het ossetuig wijzen. Het ossejuk, niet te verwarren met een ossehaam, rust op de nek van de os, vóór de schoft, en is met twee staven onder de keel vastgemaakt om niet achteruit te schuiven. Aan dit juk zijn dan de strengen bevestigd waarmee het dier trekt. Twee naast elkaar ingepannen ossen droegen niet elk apart een juk, maar een zogenaamd dubbel juk. De benamingen voor dit dubbel juk (waarbij ook alleen die woordtypes zijn opgenomen waarin het simplex juk of jok voorkomt) zijn achteraan geplaatst. [JG 1a; N 13, 16a, 16b; monogr.] I-10
ossenfeest osfeest: jongen die op 30 j. nog niet gehuwd is, krijgt een "osfeest"(sic)  osfeest (Bilzen) zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren] [N 112 (2006)] III-3-2
oud, bejaard oud: aad (Bilzen) oud; de man is oud [ZND 05 (1924)] III-2-2
oud, versleten paard bik: bek (Bilzen), knol: knǫl (Bilzen), krak: krak (Bilzen), oud paard: āt pē̜ǝt (Bilzen), oude krak: ā krak (Bilzen) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude duif oude duif: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’n aa dauf (Bilzen), soepduif: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’n sopdauf (Bilzen) een duif van 2 of 3 jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
oude man oude man: de goeië aë man is met et peiët dorr ⁄t ijs gezak en in ⁄t kaad woatter gevalle (Bilzen), de goeiën aaë man es met het pe⁄et dor ⁄et ijs gezak en en het kaad wotter gevalle (Bilzen) De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)] III-3-1