| 31890 |
profielschuurblok |
schuurcale:
šūrkal (Q083p Bilzen)
|
Een schuurblok dat voorzien is van een contraprofiel, zodat er profielen en profiellijsten mee geschuurd kunnen worden. Zie ook afb. 61. [N 53, 148c]
II-12
|
| 19272 |
profiteren |
profiteren:
van de okkosje profiteiëre (Q083p Bilzen)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
| 18221 |
pronken |
paraderen:
Van iemand die zich graag duur kleedt: sjeitkont, sjeiter, sjisji, prauspot, grutshans (pochhans, iem. met hoge dunk van zichzelf).
parrediëre (Q083p Bilzen),
pronken:
proenke (Q083p Bilzen),
stoefen:
stoefe (Q083p Bilzen),
i.e. opscheppen.
stoeffe (Q083p Bilzen)
|
Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
| 18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plaum, plimke (Q083p Bilzen),
ploem, plimke (Q083p Bilzen)
|
Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
| 20506 |
proosten |
klinken:
klènke (Q083p Bilzen)
|
de glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 22310 |
proppenschieter |
krakebuis:
/
ɛn krokkebaus (Q083p Bilzen),
krakelbuis:
krokkelbauz (Q083p Bilzen),
schieter:
/
ne schieter (Q083p Bilzen),
toelenflots:
toel: cfr. toeteler, dialect vr. vlier
toeleflojsj (Q083p Bilzen),
toelenschieter:
toel: cfr. toeteler, dialect vr. vlier
toelesjieter (Q083p Bilzen)
|
/ [SND (2006)] || Een klakkebus (cilindervormig kinderspeeltuig van uitgehold vlierout, waarmede een prop wordt weggeschoten). [ZND 08 (1925)] || proppenschieter (?) [SND (2006)]
III-3-2
|
| 19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
šōp (Q083p Bilzen),
spinde:
spen (Q083p Bilzen)
|
een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
| 18403 |
pruik |
pruik:
priek (Q083p Bilzen),
prik (Q083p Bilzen),
toupetje (<fr.):
Kleine pruik.
toepètsje (Q083p Bilzen)
|
Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
| 20911 |
pruim |
pruim:
proem (Q083p Bilzen)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
| 20568 |
pruimen |
pruimen:
praume (Q083p Bilzen),
sjieken:
sjikke (Q083p Bilzen)
|
tabak kauwen (pruimen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|