e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rins rins: rens (Bilzen) Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] III-2-3
riool riool: rijoul (Bilzen), riōl (Bilzen) Riool (onderaardse buis tot afvoer van vuil water, enz.). [ZND 06 (1924)] III-3-1
ripszijde geribde zij: gǝrebdǝ zāj (Bilzen), ripjeszijde: repkǝszāj (Bilzen) Zware zijde geweven in fijne ribbels. [N 62, 79b] II-7
ritssluiting rits: rets (Bilzen), rits (Bilzen, ... ), tirette: tiręt (Bilzen), tirette (fr.): tirèt (Bilzen) Hoe noemt U een ritssluiting? [N 62 (1973)] || Ritssluiting [DC 64 (1989)] || Treksluiting, sluitmiddel voor kleppen van kledingstukken, tassen en dergelijke, bestaande uit twee stroken met metalen klauwtjes die door een verschuifbaar plaatje in elkaar gehaakt worden (Van Dale, pag. 2417). [N 62, 63; MW] II-7, III-1-3
riviergrondel gief: giëf (Bilzen) Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)] III-4-2
rode aalbes rode wiemer: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  rooi weimer (Bilzen) rode aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
rode biet biet: bęi̯t (Bilzen), rode biet: rui̯ bęi̯t (Bilzen) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode kool rode kool: roi kijl (Bilzen), roj kijl (Bilzen), ro͂ije koul (Bilzen), ro͂j kijl (Bilzen), roͅi keͅil (Bilzen), rood moes: rauëd moes (Bilzen), roud moes (Bilzen, ... ), rout moes (Bilzen), roͅut mūs (Bilzen) rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)], [N Q (1966)], [ZND 34 (1940)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
roeien roeien: rujə (Bilzen) roeien [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
roekoeën roek (zn.): Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de roĕk (Bilzen), roeken: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’t roēke (Bilzen) Hoe noemt men het geluid dat de duiven maken - de/het ....... bijv. de duiven zijn aan het ......... [N 93 (1983)] III-3-2