33974 |
rugriem |
rugriem:
ręxrīm (Q083p Bilzen)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
29076 |
rugsplit |
gewone slip:
gǝwōn slep (Q083p Bilzen),
slip rechtaf:
slep rē̜xǭf (Q083p Bilzen),
slip rechtdoor:
slep rē̜xdø̜̄r (Q083p Bilzen)
|
De split in het verlengde van de rugnaad van een colbert. [N 59, 90b]
II-7
|
29074 |
rugvoeringplooi |
plooi:
plǫj (Q083p Bilzen),
plooi in de rugnaad:
plǫj ęn dǝ ręxnuǝt (Q083p Bilzen)
|
Plooi in de voering in de middenrugnaad. [N 59, 119]
II-7
|
21936 |
ruien |
ruizelen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
reizele (Q083p Bilzen)
|
Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
reeken (Q083p Bilzen),
reieke (Q083p Bilzen),
reike (Q083p Bilzen),
rēīken (Q083p Bilzen),
re͂kə (Q083p Bilzen),
rijken (Q083p Bilzen),
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
ɛi (Q083p Bilzen)
|
rieken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] || ruiken
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
mangelen:
mangele (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
willen we eens mangelen (Q083p Bilzen),
Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.
maŋələ (Q083p Bilzen),
verstruisen:
(=met verlies)
verstroêse (Q083p Bilzen),
vertruffelen:
WNT sub truffelen: [...] sjacheren, bij het ruilen of spelen bedrieglijk te werk gaan. Afl. vertruffelen.
vertroeffele (Q083p Bilzen)
|
het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden] [N 112 (2006)] || Mangelen. [ZND A1 (1940sq)] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
33750 |
ruin |
ruin:
rai̯n (Q083p Bilzen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
koeken (Q083p Bilzen),
koeken oaës (Q083p Bilzen),
kuken ōəs (Q083p Bilzen),
ruiten:
routen oaës (Q083p Bilzen)
|
Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
21937 |
ruitijd |
ruizelseizoen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
’t reizel sezoēn (Q083p Bilzen),
ruizeltijd:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
de reizelteid (Q083p Bilzen),
seizoen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
’t sezoēn (Q083p Bilzen)
|
Hoe heet de tijd waarin de duiven verpluimen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17885 |
ruk |
rof:
roĕf (Q083p Bilzen)
|
Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)]
III-1-2
|