28798 |
satinet |
satinet:
satinɛt (Q083p Bilzen)
|
Katoenen, geglansd satijnweefsel; ook half wol, half katoen. [N 62, 80b; N 62, 80a; MW]
II-7
|
21028 |
saus |
saus:
sááz (Q083p Bilzen)
|
saus [RND]
III-2-3
|
21025 |
savooiekool |
savooi:
səvoiə (Q083p Bilzen),
səvoͅiə (Q083p Bilzen),
savooikool:
savoj kijl (Q083p Bilzen),
savojkijl (Q083p Bilzen)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
sjabelier (Q083p Bilzen),
šapəlīr (Q083p Bilzen)
|
Schapulier. [ZND 06 (1924)]
III-3-3
|
31806 |
schaaf |
schaaf:
šǭf (Q083p Bilzen)
|
Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.]
II-12
|
31809 |
schaafafval |
schavelingen:
šǭvǝleŋǝ (Q083p Bilzen)
|
Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.]
II-12
|
31369 |
schaafbank, schaafmachine |
schaafmachine:
šǭfmǝšīn (Q083p Bilzen)
|
De werkbank of machine voor het schaven van metaal. Schaafbanken werden door de smid gebruikt bij het bewerken van platte vlakken van middelmatige breedte en lengte (Kuyper, pag. 297). Grotere voorwerpen werden vooral met behulp van een schaafmachine bewerkt. Dit werktuig was volgens verschillende respondenten niet typisch voor een smederij; het werd vooral aangetroffen in fabrieken om machinedelen zuiver vlak te schaven. [N 33, 287; N 33, 348]
II-11
|
31815 |
schaafbeitel |
schaafbeitel:
šǭf˱bęjtǝl (Q083p Bilzen)
|
De snijdende beitel van de houtschaaf, die met een spie in het schaafblok vastgeklemd zit en een beetje uitsteekt buiten de schaafzool. Zie ook afb. 31c. Veel schaafbeitels zijn aan de bovenzijde verbonden met een keerbeitel. Zie ook het volgende lemma. [N 53, 54f; monogr.]
II-12
|
31811 |
schaafblok |
blok:
blǫk (Q083p Bilzen)
|
Het min of meer rechthoekige blok van de houtschaaf waarin de schaafbeitel met een spie wordt vastgezet. Zie ook afb. 31a. [N 53, 54c; monogr.]
II-12
|
31870 |
schaafmachine |
schaafmachine:
šǭfmǝšin (Q083p Bilzen)
|
De algemene benaming voor de machine waarmee hout mechanisch wordt geschaafd. Er bestaan verschillende schaafmachines, zoals de vlakbank, de vandiktebank en de viervlakmachine. Zie ook deze lemmata. [N 53, 85a]
II-12
|