e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
satinet satinet: satinɛt (Bilzen) Katoenen, geglansd satijnweefsel; ook half wol, half katoen. [N 62, 80b; N 62, 80a; MW] II-7
saus saus: sááz (Bilzen) saus [RND] III-2-3
savooiekool savooi: səvoiə (Bilzen), səvoͅiə (Bilzen), savooikool: savoj kijl (Bilzen), savojkijl (Bilzen) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
scapulier scapulier: sjabelier (Bilzen), šapəlīr (Bilzen) Schapulier. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schaaf schaaf: šǭf (Bilzen) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12
schaafafval schavelingen: šǭvǝleŋǝ (Bilzen) Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.] II-12
schaafbank, schaafmachine schaafmachine: šǭfmǝšīn (Bilzen) De werkbank of machine voor het schaven van metaal. Schaafbanken werden door de smid gebruikt bij het bewerken van platte vlakken van middelmatige breedte en lengte (Kuyper, pag. 297). Grotere voorwerpen werden vooral met behulp van een schaafmachine bewerkt. Dit werktuig was volgens verschillende respondenten niet typisch voor een smederij; het werd vooral aangetroffen in fabrieken om machinedelen zuiver vlak te schaven. [N 33, 287; N 33, 348] II-11
schaafbeitel schaafbeitel: šǭf˱bęjtǝl (Bilzen) De snijdende beitel van de houtschaaf, die met een spie in het schaafblok vastgeklemd zit en een beetje uitsteekt buiten de schaafzool. Zie ook afb. 31c. Veel schaafbeitels zijn aan de bovenzijde verbonden met een keerbeitel. Zie ook het volgende lemma. [N 53, 54f; monogr.] II-12
schaafblok blok: blǫk (Bilzen) Het min of meer rechthoekige blok van de houtschaaf waarin de schaafbeitel met een spie wordt vastgezet. Zie ook afb. 31a. [N 53, 54c; monogr.] II-12
schaafmachine schaafmachine: šǭfmǝšin (Bilzen) De algemene benaming voor de machine waarmee hout mechanisch wordt geschaafd. Er bestaan verschillende schaafmachines, zoals de vlakbank, de vandiktebank en de viervlakmachine. Zie ook deze lemmata. [N 53, 85a] II-12