e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schede van de koe lijf: lęi̯.f (Bilzen) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheel scheel (bn.): šēͅl (Bilzen) Hij ziet scheel. [ZND 06 (1924)] III-1-1
scheel zien scheel kijken: sjael kieke (Bilzen) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)] III-1-1
scheen scheen: šiən (Bilzen) De scheen (voorste deel van het been). [ZND 06 (1924)] III-1-1
scheerapparaat scheermachine: en èlle(n)trik sjeermesjien (Bilzen), schèrmeshien (Bilzen), sjaermesjien (Bilzen), scheermachinetje: n élle(n)trik sjaermesjienke (Bilzen), èllektrik sjeermesjienke (Bilzen) Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)] || Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)] || Ik scheer me niet meer nat, ik neem liever ... (het electrisch scheerapparaat). [DC 64 (1989)] III-1-3
scheermes krabbertje: krêbberke (Bilzen), schaars: sjaos (Bilzen), sjoas (Bilzen), šōs (Bilzen), scheermes: sjaermês (Bilzen), scheermesje: i.e. gilette.  sjaermêske (Bilzen) Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)] || Scheermes [ZND 06 (1924)] III-1-3
schei schei: šē (Bilzen), scheien: šē.ǝ (Bilzen  [(met daarop planken voor de bodem)]  ) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
scheiplank schuif: šęjf (Bilzen) Het plankje dat in de meelbak geplaatst wordt om het meel op te houden wanneer van zak verwisseld wordt. In sommige molens is aan de scheiplank een stok bevestigd die tot op de steenzolder reikt, zodat de molenaar vandaaruit kan scheiden. Zie ook afb. 83 en 84. [N O, 24d; A 42A, 42; Vds 165; Jan 171; Coe 156; Grof 187] II-3
schemeren schemeren: scheimere (Bilzen) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4
schenkel schenkel: ša.ŋkəl (Bilzen), wordt samen met ander vlees van mindere kwaliteit en het bloed gemengd met boekweitmeel, verwerkt tot bloedworst  ša.ŋkəl (Bilzen) schenkel [Goossens 1b (1960)] || schenkel, gedeelte van de achterpoot van een varken tussen de ham en de voet [Goossens 1a (1955)] III-2-3