e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schip schip: e scheip twie scheipen (Bilzen), sjieëp, twei sjieëp, kleen sjieëpke (Bilzen), šiep, tweͅj šiepə, klēn šiepkə (Bilzen), šīɛp (Bilzen), ə šījəp, tvei šījəpə (Bilzen) een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)], [ZND A2 (1940sq)] || Een schip, twee schepen, een klein scheepje. [ZND 06 (1924)] || schip [RND] III-3-1
schipper schipper: šipər (Bilzen) schipper [RND] III-3-1
schoen bakje: bɛkskǝ (Bilzen), schoetje: šø̜jkǝ (Bilzen), schoggelbakje: žogǝlbɛkskǝ (Bilzen), tremel: trēmǝl (Bilzen) Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19] II-3
schoen: algemeen schoen: sjoen (Bilzen), šūn (Bilzen) een schoen [ZND 06 (1924)] || Hoe noemt u in het algemeen het meestal leren voetbekleedsel met hak dat tot iets hoger dan de enkels kan komen (schoen?) [N 60 (1973)] III-1-3
schoenborstel schoenborstel: sjoenbossel (Bilzen) De borstel voor het poetsen? [N 60 (1973)] III-1-3
schoenen blinken zwart maken: zwat maoke (Bilzen) Hoe zegt u: We zullen de schoenen (althans bepaalde delen [N 60 (1973)] III-1-3
schoenen poetsen opblinken: opblikke (Bilzen) Hoe noemt u een laatste poetsbewerking van de schoen met borstels en zachte doeken om hem zijn diepste glans te geven? (ophalen, siffen?) [N 60 (1973)] III-1-3
schoenlade lade: lǫj (Bilzen) De lade of een van de laden in de werktafel. [N 60, 193b] II-10
schoenlepel aantrekker: aontrèkker (Bilzen), oantrèkker (Bilzen), schoentrekker: sjoēntrèkker (Bilzen) Schoenlepel, laarzenknecht. Hulpmiddel, uitgehold naar de vorm van de hiel, waarlangs deze gemakkelijk in de schoen glijdt, schoenhoorn [N 114 (2002)] III-1-3
schoenmaker schoenlapper: šūnlapǝr (Bilzen), schoenmaker: šunmę̄kǝr (Bilzen), šūnmę̄kǝr (Bilzen) In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.] II-10