30854 |
schoenmakershamer |
schoenmakershamel:
šunmę̄kǝrshǭmǝl (Q083p Bilzen)
|
De algemene schoenmakershamer die men voor een groot aantal bewerkingen gebruikt. Doorgaans heeft de schoenmaker twee hamers: een grote om het geweekte zoolleer te kloppen en de hakken toe te slaan en een minder grote voor het nagelen en andere bewerkingen. Beide hamers zijn rond van kop en breed van bek. De kop mag echter niet te bolrond zijn, omdat men daarmee niet overal het zoolleer even vast en effen kan kloppen en men daarmee niet goed kan nagelen (Dierick, pag. 84). Volgens de informant van Q 253 heeft de schoenmaker meestal alleen maar de typische schoestershamer. Hij beschrijft die als volgt. De scherpe kant is ongeveer 4 mm dik en 25 tot 30 mm breed, gebogen. Die kant versmalt tot op een 15 mm, verbreedt ter hoogte van het oog en loopt in een ronde of de achthoekige vorm uit naar het vlak, een soort paddestoel met ongeveer 35 mm doorsnede, lichtjes bolrond. De hamer is over zijn geheel gebogen. Hij heeft een lengte van 18 tot 25 cm en weegt tussen de 400 en de 600 gram. De steel is niet langer dan 16 tot 20 cm. Zie afb. 8. [N 60, 183a]
II-10
|
31080 |
schoenmakerslamp |
petrolvuurtje:
pǝtrǫlverkǝ (Q083p Bilzen),
schoenmakersvuurtje:
šunmę̄kǝrsverkǝ (Q083p Bilzen)
|
De lamp die op petroleum brandt en waarboven de polijstinstrumenten verwarmd worden. Volgens de informant van Q 253 verwarmt men ter plekke boven een kaars. [N 60, 140a]
II-10
|
30844 |
schoenmakersmes |
schoenmakersmes:
šūnmę̄kǝrsmɛs (Q083p Bilzen)
|
Het algemene schoenmakersmes dat voor allerlei bewerkingen wordt gebruikt. Men kent lichte en zware schoenmakersmessen. Zie afb. 2. [N 60, 173; N 60, 240b]
II-10
|
30884 |
schoenpoetsdoosje |
doos blink:
daws bleŋk (Q083p Bilzen)
|
Een doosje voor schoenpoets. [N 60, 194e]
II-10
|
18394 |
schoensmeer |
blink:
blink (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen)
|
Het latere schoensmeer, waarmee wordt gezwart? [N 60 (1973)] || schoensmeer (blink) [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)]
III-1-3, III-2-1
|
18463 |
schoensmeer? |
zwartsel:
Werd aangekocht.
zwartsel (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u het vocht waarmee bepaalde delen van de schoen werden zwart gemaakt? (zwartnat, zwartsel?) Hoe wordt dit gemaakt? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18185 |
schoenveter |
staartel:
laere stattel (Q083p Bilzen),
stattel (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen)
|
Een niet leren koordje? [N 60 (1973)] || Het leren koordje waarmee men de schoenen dichtrijgt? [N 60 (1973)] || Nestel (van den schoen; fr. lacet). [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
22501 |
schoepen |
kwajongensstreken uithalen:
kojjoengestriëke authaole (Q083p Bilzen),
latjes:
lɛtšǝs (Q083p Bilzen),
plankjes:
plɛŋkskǝs (Q083p Bilzen),
rondhossen:
rondhosse (Q083p Bilzen),
{z. toel.}:
(sjoeppe = stelen)
/ (Q083p Bilzen)
|
met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen] [N 112 (2006)] || Plankjes van 12 à 15 mm dikte die in de slagluiken zijn bevestigd. Zij zorgen ervoor dat men in gesloten stand van de blinden de kamer nog kan luchten. De schoepen zijn zo geplaatst dat inregenen wordt voorkomen en het naar binnen kijken wordt belet. [N 55, 68]
II-9, III-3-2
|
23027 |
schoepen add. (1) |
kwajongen (zn.):
kojjoenges (Q083p Bilzen)
|
met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22571 |
schoepen add. (2) |
vagebond (zn.):
vaogebond (Q083p Bilzen)
|
met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|