31000 |
binnennaaigroef |
groef:
grūf (Q083p Bilzen)
|
De sleuf die men maakt rondom de rand van de binnenzool om onder het binnenvlak, dat met de voetzool in aanraking komt en dus effen en glad moet blijven, door te naaien. Om de loopzool zo aan de schoen te naaien, dat er van de naad op het loopvlak niets te zien is, verzinkt men deze. Men snijdt daartoe een groef in het loopvlak, waarin de steken gelegd worden. [N 60, 106a]
II-10
|
18458 |
binnennaaigroef [wld ii.10, p. 41] |
groef:
grōēf (Q083p Bilzen)
|
De sleuf die men maakt rondom de rand van de binnenzool om onder het binnenvlak, dat met de voetzool in aanraking kwam en dus effen en glad moest blijven, door te naaien (groef?) Zie tek. 88. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
31002 |
binnennaaisteek |
doornaaisteek:
dø̜rnę̄stīk (Q083p Bilzen),
lange steek:
laŋǝ stīk (Q083p Bilzen)
|
De steek zoals men die toepast bij het binnennaaien. Zie afb. 42. [N 60, 112a]
II-10
|
30990 |
binnenneus |
stijve tip:
stājvǝn tep (Q083p Bilzen)
|
Het stijve stuk leer, in de vorm van een schoenneus, dat ter versterking in de neus aangebracht wordt. Zie afb. 37. [N 60, 81a; N 60, 81b]
II-10
|
18449 |
binnenneus [wld ii.10, p. 39] |
stijve tip:
Werd vroeger apart opgepind.
staajven tip (Q083p Bilzen)
|
Een stijf stuk leer in de vorm van een schoenneus, aangebracht in de neus van een schoen ter versterking? (binnenneus?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
22887 |
binnenspeler |
inter (<fr.):
inter (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt U in uw dialect de speler van een voetbalteam, die links of rechts van de midvoor acteert in een aanvalslijn bestaande uit vijf spelers?
III-3-2
|
18225 |
binnenstebuiten |
achterstevoor:
Achterstevoren.
aasteviër (Q083p Bilzen),
Verouderd.
aesteviër (Q083p Bilzen),
binnenstebuiten:
benneste boote (Q083p Bilzen),
bènneste baute (Q083p Bilzen),
links:
lènks (Q083p Bilzen),
terwars:
Verkeerd.
terwiës (Q083p Bilzen)
|
Binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws, (van) links] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
28837 |
binnenvoering |
bougran:
bugrão (Q083p Bilzen),
bugrǭ (Q083p Bilzen),
lijwaad:
lęjvǝt (Q083p Bilzen),
stijfdoek:
stęjfduk (Q083p Bilzen),
tussenvoering:
tęsǝvūreŋ (Q083p Bilzen),
vlieseline:
vlezǝlen (Q083p Bilzen)
|
Voeringstof die steun en vormvastheid geeft aan bepaalde plaatsen en onderdelen van een kledingstuk. Er zijn verschillende soorten binnenvoering. Zo is stoom een gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon (Meima I, pag. 209). Dit dient voor tussenvoering in vesten en de onderkant van mouwen. [N 59, 36; N 59, 39; N 59, 133]
II-7
|
29044 |
binnenvoering innaaien |
aannaaien:
ǭnnē̜ǝ (Q083p Bilzen),
binnenvoering inlappen:
bęnǝvūreŋ ęnlapǝ (Q083p Bilzen),
het voer aannaaien:
ǝt vūr ęnnē̜ǝ (Q083p Bilzen),
voering innaaien:
vujǝreŋ ęnnē̜ǝ (Q083p Bilzen)
|
Het innaaien van de binnenvoering. [N 59, 118]
II-7
|
31992 |
binnenwerkse maat |
binnenmaat:
benǝmuǝt (Q083p Bilzen)
|
De maat die aan de binnenzijde gemeten wordt, dat wil zeggen van de ene binnenste rand van het werkstuk tot de andere. Zie ook het lemma ɛdagmaatɛ in Wld II.9, pag. 111. Het betreft daar de binnenwerkse maat van kozijnen.' [N 53, 200b]
II-12
|