e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sierlaag sierlaag: sīrluǝf (Bilzen) Niet-uitspringende sierlaag van bakstenen met een andere kleur die in het metselwerk wordt verwerkt. [N 31, 30f] II-9
sierrozet rozet: rozɛt (Bilzen) Een roosvormige versiering. [N 60, 34a] II-10
sierrozet [wld ii.10, p. 28] rozet: rozèt (Bilzen) Een roosvormige versiering (roset) [N 60 (1973)] III-1-3
siersteken opleggen fantasiesteek zetten: fantǝzistīk zętǝ (Bilzen) Versieringen op schoenen of laarzen stikken. [N 60, 62] II-10
sigaar sigaar: sigaar (Bilzen) sigaar [ZND 32 (1939)] III-2-3
sigarenpijpje sigarenpijpje: sigaarepeipke (Bilzen) pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken [N 80 (1980)] III-2-3
sijs sijsje: sāīske (Bilzen), siēs(ke) (Bilzen), sīskə (Bilzen, ... ) sijs [Willems (1885)], [ZND 06 (1924)], [ZND m] || sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
sik bokkenbaardje: bokkəbēͅtšə (Bilzen), geitenbaardje: Onder de kin.  geetebeetsje (Bilzen), sikje: Onder de lip.  sikske (Bilzen) Een sikje (puntig baardje aan de kin). [ZND 06 (1924)] III-1-1
sikkel sikkel: sekǝl (Bilzen), zikkel: zī.kǝl (Bilzen) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
silo silo: selō (Bilzen) Deze silo-opgaven duiden heel waarschijnlijk op een grotere bewaarplaats voor meel. [N 29, 17] II-1