e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soep sop: sop (Bilzen) Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soep van ingewanden trijpsoep: tripsop (Bilzen) soep van ingewanden, hart, nieren,e.d. [N 16 (1962)] III-2-3
soepkip soephen: sophin (Bilzen) kip in water gekookt [N 37 (1971)] III-2-3
soepvlees bouilli: boellie (Bilzen), ribben: rebə (Bilzen), soepvlees: sopvlees (Bilzen) mager vlees om soep van te maken (soepvlees) [N 80 (1980)] || rib van het varken die als soepvlees dient [Goossens 1a (1955)] III-2-3
soevereinboor verzinkboor: vǝrzęŋk˱buǝr (Bilzen) Boorijzer voor hout waarvan het snijvlak kegelvormig is en voorzien is van verschillende inkervingen. Bij oudere soevereinboren is het boorijzer plat en onderaan spits uitlopend. De soevereinboor wordt gebruikt om de bovenrand van geboorde gaten kegelvormig af te schuinen. Op deze wijze kan bijvoorbeeld de kop van een schroef verzonken in het hout worden aangebracht. Zie ook afb. 76 en het lemma ɛsoevereinboor, verzinkboorɛ in Wld II.11, pag. 78-79. Het betreft daar een vergelijkbaar type boorijzer voor metaal.' [N 53, 166; N G, 31e; monogr.] II-12
soevereinboor, verzinkboor verzinkboor: vǝrzęŋk˱buǝr (Bilzen), zinkboor: zęŋk˱buǝr (Bilzen) Algemene benaming voor de verschillende soorten boorijzers waarmee voorgeboorde gaten conisch kunnen worden vergroot. De soevereinboor wordt onder meer gebruikt om koppen van schroeven en klinknagels te kunnen verzinken, maar ook om bramen uit boorgaten te verwijderen. Zie ook afb. 115. [N 33, 135; N 33, 144; N 33, 145; N 33, 164] II-11
sok sok: zok (Bilzen) Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
soldaat soldaat: soldo.t (Bilzen) soldaat [RND] III-3-1
soldaatjes braadpoeitjes: braudpoejkes (Bilzen), poeitjes: poejkes (Bilzen) stukjes geroosterd brood, of in vet of boter gebakken brood [N 16 (1962)] III-2-3
soldaten soldaten: de soldḁten moetten salueeren (Bilzen), suldô:tə (Bilzen) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND] III-3-1