31980 |
speunmal |
pivot(s)latje:
pevulátšǝ (Q083p Bilzen),
pevulɛtšǝ (Q083p Bilzen)
|
Mal waarmee speunen op de zijkant van een deur kunnen worden afgeschreven. Een speun is een soort scharnier die vooral bij kleine deuren wordt aangebracht. Zie ook afb. 106 en het lemma ɛspeunɛ in Wld II.9, pag. 138. Het werken met de speunmal werd in L 387 afkruisen (āfkrȳtsǝ) genoemd.' [N 53, 196b]
II-12
|
26360 |
spie |
knip:
knep (Q083p Bilzen),
spie/spij:
spi (Q083p Bilzen),
spi(i̯) (Q083p Bilzen),
spī (Q083p Bilzen),
spieën/spijen:
spiǝ(n) (Q083p Bilzen)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a] || Spieën waarmee de noten van de steenbus worden vastgezet. Zie ook afb. 78. [Vds 121; Jan 132; Coe 107; N O, 16e; N O, 16f] || Wig waarmee de naaf van het molenrad op de molenboom wordt vastgezet. [Vds 65; Jan 71; Coe 59; Grof 82]
I-3, II-3, II-7
|
32234 |
spie van de schei |
spie/spij:
sp ̇ī (Q083p Bilzen)
|
Houten pen die door een opening in het uiteinde van de schei wordt gestoken en deze aan de buitenkant van de berrie vastzet. Zie ook het lemma ɛscheiɛ in wld I.13, pag. 40.' [JG, 1a]
II-12
|
30443 |
spie van het anker |
cale:
kal (Q083p Bilzen),
klem:
klɛm (Q083p Bilzen)
|
De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.]
II-9
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
špīgǝl (Q083p Bilzen),
spiegelzool:
spīgǝlzoǝl (Q083p Bilzen)
|
De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a] || Zeker gedeelte van het boventuig bij bepaalde soorten bottines. [N 60, 21c]
II-10, II-7
|
18498 |
spiegel [wld ii.10, p. 24] |
spiegelzool:
spīēgelzoël (Q083p Bilzen)
|
spiegel? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30274 |
spiegelklampen |
deurstijlen:
diǝrstęjlǝ, diǝrstājl (Q083p Bilzen)
|
De staande planken die langs de lengtezijden van de deur verbonden zijn met de dwarsklampen. [N 55, 23d]
II-9
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
spierke trèkke (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
spirke trèkke (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
spurke trèkke (Q083p Bilzen),
strootje trekken:
stro(o)jke trèkke (Q083p Bilzen)
|
loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
achter de hagenschool gaan:
a:tər də oͅgəsjo.əl goͅn (Q083p Bilzen),
hagenschool houden:
hoͅgešo[e}l hâgen (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] || Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
18202 |
spijkerbroek |
jeans:
Djiens.
jeans (Q083p Bilzen),
jeansbroek:
Modernisme.
zjiensbroek (Q083p Bilzen),
kwade broek:
koj broek (Q083p Bilzen),
turksleren broek:
térkslaere broek (Q083p Bilzen),
werkbroek:
wêr(re)kbroek (Q083p Bilzen)
|
Spijkerbroek [spijkerbroek, -boks, jeansbroek, jeans] [N 114 (2002)]
III-1-3
|