e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
taai, hard leer zuur leer: zūr lę̄r (Bilzen) Taai en hard leer van minder goede kwaliteit. [N 60, 11] II-10
taaie pannenkoek leren lap: das laeren taajs: veelal gezegd v. andere taaie gerechten b.v. vlees  ne laerelap (Bilzen) taaie pannenkoek, zonder gist gebakken [N 16 (1962)] III-2-3
taaien ijs breken: ijs braeke (Bilzen), ijs kapot maken: de moks ɛt ijs kepot! (Bilzen) ijs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien] [N 112 (2006)] III-3-2
taart gteau (fr.): ne gattau (Bilzen), koek: ne koek (Bilzen), taart: ’n toert (Bilzen) taart [N 16 (1962)] III-2-3
taats van het staakijzer pijl: piǝl (Bilzen), pivot: pivǫ (Bilzen), tap: tap (Bilzen) Het onderste, pinvormige gedeelte van het staakijzer dat draait in een pan die ingewerkt is in een op een ijzeren balk gemonteerd stalen blok. [Vds 103; Jan 141; Coe 124; Grof 147; A 42A, 24] II-3
taatspot van het staakijzer pan: pan (Bilzen) De in een stalen blok ingewerkte pot of pan die in watermolens dient als lager van het staakijzer. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛtaatspot van de kleine spilɛ. In de watermolen van P 51 gebruikt men een arduinsteen of kasseisteen als lager. Het woordtype kogellager (l 368, P 55) is specifiek van toepassing op een met stalen kogeltjes gevulde bus waarin het staakijzer draait.' [Vds 104; Jan 142; Coe 125; Grof 148; A 42A, 25; N O, 16g] II-3
tabak toebak: dat es sterke tubak (Bilzen) dat is sterke tabak [ZND 07 (1924)] III-2-3
tabak snuiven een snuifje pakken: snifke pakken (Bilzen), snuiven: snoeffe (Bilzen), toebak snuiven: e.a. opgaven  (tubak) snuffen (Bilzen) kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje) [N 80 (1980)] || snuifje nemen [ZND 07 (1924)] || tabak snuiven [ZND 07 (1924)] III-2-3
tabaksnerven tabaksstelen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  toebbakssteel (Bilzen) tabaksnerven? [N 93 (1983)] III-3-2
tabakspruim sjiek: ’n sjik (Bilzen) een pluk tabak om op te kauwen of op te zuigen (sik, pruim, rol e.a.) [N 80 (1980)] III-2-3