33962 |
teugel, leidsel |
toom:
tō.m (Q083p Bilzen),
vaarriem:
vǭ.ǝrrī.m (Q083p Bilzen)
|
Een riem of koord waarvan de uiteinden aan de twee kanten van het bit van het paard bevestigd zijn en waarmee het bestuurd wordt. Deze teugel kan lang of kort zijn. In het eerste geval bestaat hij uit één stuk en reikt hij tot achter het paard; de voerman houdt het midden ervan in de hand (cf. lemma Dubbele Lijn). In het tweede geval reikt hij slechts tot juist achter het haam; dan is aan het midden een enkele lijn, het kordeel (cf. lemma KordeelL) bevestigd, die de voerman in de hand houdt. De dubbele lijn van een paard dat voor de ploeg is gespannen is altijd langer dan die bij een kar of wagen. Het lemma Ploeglijn is al eerder behandeld in WLD I, afl.2, blz. 182. De vraagstelling in de lijsten liet echter niet toe om voor Nederlands Limburg evenveel materiaal op te nemen als voor Belgisch Limburg. Op de zeer ruime vraag N 13,29 Enkele band of touw dat aan het hoofdstel is vastgemaakt werden allerlei specifieke benamingen opgegeven, waardoor het te riskant werd om de algemene benamingen voor teugel voor Nederlands Limburg uit de gegevens af te leiden. Om toch een idee te kunnen geven van de gegevens voor Nederlands Limburg werd gekeken naar algemene antwoorden op vraag N 13,31 Dubbele band die aan weerszijden van het gebit is vastgemaakt en tot aan de hand van de voerman dubbel is en het eerste deel van vraag N 13, 34 Kent u afzonderlijke benamingen voor de leidsels gebruikt bij het rijden met de kar, het ploegen? Daaruit bleek dat de woordtypes lei, leis en lijn behoorlijk afgebakende gebieden vormen. Veiligheidshalve zijn alleen deze laatste gegevens voor Nederlands Limburg opgenomen en op kaart gebracht. [JG 1a, 1b; N 13, 30 en 34]
I-10
|
29742 |
tichelen |
brikken bakken:
brekǝ bakǝ (Q083p Bilzen),
eigens stoken:
ēgǝs stuǝkǝ (Q083p Bilzen
[(zelf een oven zetten)]
),
veldbrikken bakken:
vɛlt˱brekǝ bakǝ (Q083p Bilzen)
|
Stenen bakken in veldovens. [N 98, 112; monogr.]
II-8
|
21540 |
tien centiem |
vijf cent:
vijcent (Q083p Bilzen)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 10 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
22236 |
tijdscompensatie geven |
vlucht geven:
Note: dit is een toegift! (zie op de laatste pagina, ná vraag 324!), genoemd als nr. 325.
vlèch gaeve (op ...) (Q083p Bilzen)
|
De tijdshandicap (tijdsvoor- of nadeel) ten opzichte van concurrenten die verderaf of dichterbij gelegen zijn t.o.v. de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22230 |
tijdverdrijf |
liefhebberij:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
douven haage vör liēfhébberaaj (Q083p Bilzen)
|
Wat is de dialectbenaming voor: duiven houden voor de voortplanting alleen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22855 |
tijger |
tijger:
ene tieger (Q083p Bilzen)
|
Tijger. [Willems (1885)]
III-3-2
|
34647 |
tilbury |
tilburietje:
telbǝrikǝ (Q083p Bilzen),
tilbury:
telbǝri (Q083p Bilzen),
tølbǝri (Q083p Bilzen)
|
Tweewielig rijtuigje, meestal zonder kap, voor twee personen, dat door één paard getrokken wordt. De tilbury is lager dan de sjees. Er is geen aparte bok voor de koetsier. Af en toe is dit ook een meer algemene benaming voor een klein rijtuigje. [N 17, 5, add; N 101, 1 + 6-8; N G, 51, monogr]
I-13
|
31743 |
timmerbedrijf |
schrijnwerkerij:
šręjnwɛrkǝrāj (Q083p Bilzen)
|
Bedrijf waar allerlei timmerwerk wordt uitgevoerd. Timmerbedrijven hebben meestal weer verschillende afdelingen zoals de werkplaats, de houtopslagplaats, en bij grotere bedrijven, een aparte zagerij. [N 55, 177a; monogr.]
II-12
|
31740 |
timmeren |
timmeren:
temǝrǝ (Q083p Bilzen)
|
De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.]
II-12
|
30192 |
timmerhout |
hout:
(h)ōt (Q083p Bilzen)
|
De algemene benaming van al het hout dat nodig is bij de bouw van huizen. [N 55, 181b]
II-9
|