e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varkensfeest houden een flabbie geven: nǝ flabi gɛ̄vǝ (Bilzen), een halve geven: nǝn hāvǝ gɛ̄vǝ (Bilzen), een hele geven: nǝn hęjlǝ gɛ̄vǝ (Bilzen) Het houden van een feest bij gelegenheid van het slachten van een varken. In dit lemma zijn ook woordtypen opgenomen die aanduiden dat er een borrel werd gedronken. [N 28, 4] II-1
varkensketel varkensketel: vɛrǝkǝsketǝl (Bilzen), vɛrǝkǝskētǝl (Bilzen), varkensmoor: varǝkǝsmōr (Bilzen) De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c] I-6
varkenspoot varkenspoot: dient als soepvlees  vɛ.rkəspoͅu̯t (Bilzen) het onderste gedeelte van de poot van een varken, te rekenen vanaf het spronggewicht [Goossens 1a (1955)] III-2-3
varkensstal, varkenshok varkensstal: vɛ.rkǝs[stal] (Bilzen) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenstrog trog: trōux (Bilzen), trūx (Bilzen) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
varkensvet gesmolten vet: gəsmoͅ.ltə veͅt (Bilzen, ... ), varkensvet: verkesvet (Bilzen), verenvet: vēͅrəveͅt (Bilzen) gesmolten vet [Goossens 1b (1960)] || gesmolten vet, wit vet [Goossens 1a (1955)] || reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)] III-2-3
vast derf: ’t braud ès dêrref (Bilzen) zwaar gebakken, gezegd van brood [N 80 (1980)] III-2-3
vaste bloedmassa klonters: klontǝrs (Bilzen) In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.] II-1
vaste boord boord: boëd (Bilzen) Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] III-1-3
vaste uitwerpselen keutelen: ki.ɛtǝlǝ (Bilzen), keuteltjes: kitǝlkǝs (Bilzen), schaapskeutelen: šupskitǝlǝ (Bilzen), stront: stro.nt (Bilzen) In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.] I-11, I-12