e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verlopen van de zaag geen spoor houden: gē spuǝr hāgǝ (Bilzen), lopen: (de zaag) lęp (Bilzen) Bij het zagen afwijken van de lijn die gevolgd moet worden. De zaag gaat afwijken als de tanden ervan niet goed gezet zijn. [N 50, 43b; N 53, 28a; N 75, 118b] II-12
vernielen verdestrueren: verdestrueeren (Bilzen) vernielen [ZND 08 (1925)] III-4-4
verschaald verschaald: versjoëld (Bilzen) door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)] III-2-3
verschalen verschalen: vəršōͅlən (Bilzen) verschalen [ZND 06 (1924)] III-2-3
versieren (met bloemen) in de bloemen zetten: èn de bloemme zètte (Bilzen), sieren: siere (Bilzen, ... ), versieren: versiere (Bilzen), versieren (Bilzen) met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren] [N 112 (2006)] || Versieren. [Willems (1885)] III-3-2
versiersel siersel: siersel (Bilzen), strooisel: Strooisel, voor processie.  streesel (Bilzen), tooisel: tooisel (Bilzen), versiering: versiering (Bilzen), versiersel: versiersel (Bilzen) Versiersel. Voorwerpen die tot versiering dienen [sier(sel), smeer, (op)smuk, opmaak, opschik, tooi] [N 114 (2002)] III-1-3
versleten <uitdr.> het heeft zijn tijd gedaan: t hèt z`nen teid gedond (Bilzen), kaal: t ès kaol (Bilzen), plekken erin: plakke trèn (Bilzen), tot op de draad versleten: versliëte (tot op den droëd) (Bilzen), versleten: versliĕte (Bilzen), versliët (Bilzen), versliëte (tot op den droëd) (Bilzen), versljètte (Bilzen), vərsliētə (Bilzen) Versleten. Door lang gebruik stuk gegaan, niet meer bruikbaar, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 114 (2002)] || verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)] III-1-3
verstandskies wijsheidstand: weisheidstand (Bilzen) Verstandskies, wijsheidstand [N 106 (2001)] III-1-1
verstek verstek: vǝrstē̜k (Bilzen) Hoekverbinding waarbij de uiteinden van de twee delen onder een hoek van 450 tegen elkaar staan. Daardoor is op de buitenhoek geen kopshout zichtbaar. Zie ook afb. 143. [N 53, 203a; monogr.] II-12
verstekbak verstekblok: vǝrstē̜k˱blǫk (Bilzen) Gootvormig houten gereedschap met schuine zaagsneden in de twee opstaande kanten, dat dient om het daarin geplaatste werkstuk in verstek te zagen. Als zaag wordt daarbij meestal een kapzaag gebruikt. Zie ook afb. 117. [N 53, 214a; monogr.] II-12