18479 |
vetleren schoen |
vetleren schoen:
vètlaere sjoen (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt men in het algemeen een vetleren schoen? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18478 |
vetleren schoen voor de boer |
boerenschoen:
boeresjoen (Q083p Bilzen)
|
Een ruwgemaakte, vetleren schoen, zwaar van kaliber en oerdegelijk, bedoeld voor de boeren bij het landwerk (ploegschoen, sokschoen?) Hoe ziet deze er uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
viǝlǝ (Q083p Bilzen),
vēǝ.lǝ (Q083p Bilzen)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
32102 |
vezelplaat |
houtspaanderplaat:
(h)ōtspǭndǝrplǭt (Q083p Bilzen),
linex:
lenɛks (Q083p Bilzen)
|
In het algemeen een plaat die gemaakt is van geperste vezels. In vezelplaat kunnen houtvezels (bijvoorbeeld van afvalhout) of andere plantaardige cellulose-vezels zoals vlas, stro, suikerriet en papier, verwerkt zijn. De woordtypen spaanplaat en houtspaanderplaat zijn benamingen voor platen die zijn vervaardigd van houtspaanders die met kunstharslijm zijn samengeperst. Hardboard is een vrij dunne, maar harde houtvezelplaat. [N 56, 2; N 56, 5]
II-12
|
34535 |
vierdeel eieren |
vierdeel:
vidǝl (Q083p Bilzen)
|
Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.]
I-12
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:rt (Q083p Bilzen),
vieren (Q083p Bilzen)
|
gevierd [RND] || Vieren. [Willems (1885)]
III-3-2
|
31386 |
vierkante vijl |
vierkante vijl:
virkantǝ vājl (Q083p Bilzen),
vierkantige vijl:
virkantegǝ vājl (Q083p Bilzen)
|
Stalen vijl waarvan het blad vierkant van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vierkante vijl dient voor het vijlen van vierkante gaten, hoeken, etc. Zie ook afb. 103. [N 33, 91; N 33, 93]
II-11
|
30166 |
vierkante voegspijker |
dikke voeger:
dekǝ vūgǝr (Q083p Bilzen
[(id)]
),
vierkante voeger:
vīrkantǝ vūgǝr (Q083p Bilzen
[(weinig gebruikt)]
)
|
Voegspijker waarvan het blad een vierkante doorsnede heeft. In Q 100 en Q 101 werd de vierkante voegspijker gebruikt om natuursteen te voegen, in L 382 om terugliggend voegwerk te maken. In Q 121 noemde men voegwerk dat met behulp van dit werktuig was gemaakt: 'viereckewerk' ('vēr`'kwęrǝk'). In Q 99* was dit type voegspijker zeldzaam en het had daarom ook geen specifieke naam. In Q 202 was de vierkante voegspijker onbekend, wel kende men daar een 'driehoekig ijzer' ('drējhukex˱ īzǝr'). [N 32, 33c; monogr.]
II-9
|
20574 |
vieruursboterham |
caf, de -:
de kaffei (Q083p Bilzen),
caf-drinken, het -:
kaffeidreͅnken (Q083p Bilzen),
caf-tijd:
kafféteit (Q083p Bilzen),
cafdrinken, het -:
’t kaffeidrènke (Q083p Bilzen),
koffiedrinken, het -:
koffijdrenke (Q083p Bilzen)
|
de maaltijd die gewoonlijk rond vier uur in de namiddag gebruikt wordt, het vieruurtje [ZND 06 (1924)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 uur 30 [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)] || verschillende maaltijden afhankelijk van tijd van de dag of van het jaar: koffie [N 80 (1980)]
III-2-3
|
31874 |
viervlakmachine |
quatre-faces:
katrǝfas (Q083p Bilzen)
|
Schaafmachine waarmee het hout aan vier zijden tegelijkertijd geschaafd kan worden. Elk van de vier zijden van deze machine kan worden uitgeschakeld, om bepaalde kanten van het hout onbewerkt te laten (Quickenborne, pag. 109). Zie ook afb. 55. [N 53, 85d]
II-12
|