e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voedermengsel voor jonge duiven (vroeger) voeder voor mas: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  voēr zonder maajs/maïs (Bilzen) Hoe noemde men vroeger, toen de duivenvoeders nog niet fabrieksmatig bereid werden, het speciale voedermengsel voor jonge duiven [N 93 (1983)] III-3-2
voedermengsel voor superprestaties (thans) sportmengeling: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  sportmèngeling (Bilzen) Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor superprestaties [N 93 (1983)] III-3-2
voederwikke wikke(n): wekǝ (Bilzen) Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24] I-5
voedsel aas: oës (Bilzen), eten: eiten (Bilzen), ’t aete (Bilzen), kost: kos (Bilzen) al wat men eet [N 80 (1980)] || dat is krachtig voedsel [ZND 28 (1938)] || het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)] III-2-3, III-4-1
voeg voeg: vūx (Bilzen) De ruimte tussen de metselstenen van een bouwwerk die met voegmortel wordt gevuld. Men onderscheidt doorgaande voegen in de lengterichting van het metselwerk, de lintvoegen, en de voegen die daar loodrecht op staan, de stootvoegen. [N 32, 29a; monogr.] II-9
voeger voeger: vūgǝr (Bilzen) De arbeider die op de bouwplaats de voegwerkzaamheden verricht. [N 30, 3b; monogr.] II-9
voegmortel voegmortie: vuxmǫrti (Bilzen) De mortel die wordt gebruikt bij het voegen van metselwerk. Voor voegwerk aan gevelmuren wordt doorgaans een zo schraal mogelijke specie gebruikt. Te vette voegspecie heeft tot gevolg dat deze na het drogen sterk gaat krimpen waardoor, vooral bij vorst, de voeg zal uitvallen. Om voegspecie te maken gebruikte men in P 176 'voegzavel' ('vuxzǭvǝl') of 'molzavel' ('mǫlzǭvǝl'), zand uit Mol. [N 30, 38e; monogr.; div.] II-9
voegspijker platte voeger: platǝ vūgǝr (Bilzen), voegenspijker: vūgǝspēkǝr (Bilzen), voeger: vūgǝr (Bilzen), voegijzer: vūxęjzǝr (Bilzen) Lang smal ijzer met handvat, waarmee in het gezicht blijvende voegen tussen de stenen worden afgewerkt. Men gebruikt platte, holronde en vierkante voegspijkers alnaargelang de aard van het voegwerk. Zie ook afb. 45c. Het woorddeel 'lint-' in het woordtype 'lintvoeger' (L 364) verwijst naar de horizontale voeg van metselwerk, de zgn. 'lintvoeg'. In P 176 wordt het woordtype 'voeger' gebruikt voor de ø̄voegspijkerø̄; een ijzer om voegwerk te verwijderen noemt men een 'voegijzer'. Zie ook het lemma 'Voegkrabber'. [N 30, 8f; monogr.; N 32, 33a] II-9
voer voeder: fui̯ǝr (Bilzen), vui̯ǝr (Bilzen) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11
voerbak bakje: bɛkskǝ (Bilzen) Voerbak met voer voor de bijen. In plaats van hun natuurlijk voedsel, de honing, krijgen de bijen als bijvoeding in de winter een oplossing van geraffineerde kristalsuiker toegediend. De voerbak kan verschillende vormen en plaatsen in de kast aan- en innemen. Het simpelst is wel een doodgewone honingpot met een druk- en schroefdeksel waarin een paar kleine gaatjes zijn geslagen en die ondersteboven op de opening van de dekplank wordt gezet. Men heeft ook zogenaamde voederramen, die de plaats van een of twee gewone ramen innemen en het voedsel als het ware tegen de bijentros aanbrengen. Verder kent men de voederballon, het Perfect-voederglas en de hevelvoeder (De Roever, pag. 220-221. [N 63, 10g; N 63, 5e; JG 1a; Ge 37,32] II-6