31508 |
vuursoldeerbout |
bout:
buǝt (Q083p Bilzen),
bout voor roodkoper:
buǝt ˲vø̜r rǫwtkuǝpǝr (Q083p Bilzen)
|
Soldeerbout die in het (smids)vuur verhit wordt. De kop van de vuursoldeerbout is in koper of ijzer uitgevoerd en heeft doorgaans een hamer- of puntvormig model, afhankelijk van het soort soldeerwerk dat er mee moet worden verricht. Zie ook afb. 184. [N 33, 195a-b; N 64, 16a; monogr.]
II-11
|
31238 |
vuurtong |
roosterbol:
ręjstǝrbǫl (Q083p Bilzen),
roosterrol:
ręjstǝrrǫl (Q083p Bilzen)
|
Het tongvormige metalen voorwerp dat met behulp van een hefboom op en neer kan schuiven in het blaasgat van de onder het smidsvuur aangebrachte smidsvorm. De vuurtong dient enerzijds om het blaasgat vrij te houden van sintels en as en anderzijds om de luchtstroom van de blaasbalg of ventilator naar het vuur toe te regelen. Zie ook afb. 9. [N 33, 17]
II-11
|
31570 |
vuurvast vulmiddel |
leem:
lēm (Q083p Bilzen)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de diverse materialen waarmee de smid de voorstukken van kachels kan opvullen om ze tegen verbranden te vrijwaren. Chamotte is een mengsel van fijngemalen scherven dat vaak aan de klei wordt toegevoegd om deze beter geschikt te maken voor hoge temperaturen. Zie voor het woordtype chamottestenen ook het lemma ɛvuurvaste stenenɛ in WLD ii.8, pag. 70. Asbest is een vezelachtige, onbrandbare stof die in de vorm van platen ook als warmte-isolatie wordt gebruikt.' [N 33, 314]
II-11
|
30004 |
vuurvaste mortel |
chamotte:
šǝmǫt (Q083p Bilzen)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|
29814 |
vuurvaste stenen |
vuurvaste brikken:
vī̄rvastǝ brekǝ (Q083p Bilzen
[(in de veldovens gebruikte hittebestendige bakstenen: met name voor het grondvlak en de buitenzijden)]
)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
20126 |
waaks |
goede waker:
goejje waoker (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21457 |
waarschuwen |
kijven:
kaajve (Q083p Bilzen)
|
het geluid dat vogels maken wanneer men te dicht bij hun nest komt (kijven) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
21999 |
wachten op de geloste duiven |
loeren:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
loēre (Q083p Bilzen)
|
Hoe zegt men: wachten op de geloste duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waffel (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
Wafel [N 16 (1962)] || wafel [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
34562 |
wagen |
wagel:
wǭ.gǝl (Q083p Bilzen)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|