22018 |
wennen aan een ander hok |
overgaan:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
iëvergon (Q083p Bilzen),
overgewennen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
ich héb ze iëvergewènd (Q083p Bilzen),
iëvergewènne (Q083p Bilzen),
overwennen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
iëverwènne (Q083p Bilzen)
|
Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: het wennen aan hok en omgeving van een duif die naar een ander hok verhuist [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19098 |
wensen (niet in wbd 1.4) |
wensen:
vənsə (Q083p Bilzen)
|
wensen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
32633 |
wentelploeg |
franse ploeg:
fra.nsǝ [ploeg] (Q083p Bilzen)
|
Een wentelploeg is een karploeg met tenminste twee ploeglichamen, die - boven elkaar aan de ploegboom bevestigd - elkaars spiegelbeeld vormen en bij het keren samen met de ploegboom 180° worden gedraaid. Aan de boom van zulk een ploeg zitten gewoonlijk ook twee kouters en twee voorscharen. Vroeger kon de wentelploeg ook een voet- of radploeg zijn. Omdat de ploegboom van een dergelijke ploeg niet in zijn geheel gedraaid kon worden, was het dubbele ploeglichaam draaibaar bevestigd aan het achterstuk van de ploegboom. Dit type wentelploeg heet achterwentelaar of staartwentelaar. Een voet- of radploeg met een ploeglichaam dat onder de ploegboom door gewenteld kan worden, wordt wel onderwentelaar genoemd. [JG 1b + 1b; JG 2a-1, 6 ; JG 2b-4, 1; N 11, 30; N 11A, 71 + 72 + 73; N J, 10 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; monogr.]
I-1
|
30316 |
wentelraam |
draaivenster:
drē̜venstǝr (Q083p Bilzen)
|
Raam dat om een verticale as in het midden van de vleugel draait. [N 55, 43]
II-9
|
20634 |
wentelteefje |
gewonnen brood:
enq. weet het niet zeker
gewonne braud (Q083p Bilzen),
verloren brood:
enq. weet het niet zeker
verloëre braud (Q083p Bilzen),
verwenen brood:
enq. weet het niet zeker
verwiëne braud (Q083p Bilzen)
|
wentelteefjes [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30416 |
wenteltrap |
draaitrap:
drǭtrap (Q083p Bilzen),
ronde trap:
rǫnǝn trap (Q083p Bilzen),
spiraaltrap:
spirǭltrap (Q083p Bilzen)
|
Trap die zich spiraalsgewijs naar boven windt om een massieve spil of om een denkbeeldige spil, het schalmgat. Zie ook afb. 69h. [N 55, 132]
II-9
|
21484 |
werk (zn.) |
werk:
vɛrk (Q083p Bilzen),
werk (Q083p Bilzen),
weͅrk (Q083p Bilzen)
|
een werk [ZND A1 (1940sq)] || Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
25569 |
werkbank |
schaafbank:
šǭf˱baŋk (Q083p Bilzen),
werkbank:
węrǝk˱baŋk (Q083p Bilzen)
|
De houten of metalen bank waarop de smid, loodgieter en koperslager het metaal kunnen bewerken. Vaak zijn er in het werkblad gaten aangebracht waarin tassen, staken etc. kunnen worden gestoken. De woordtypen schroefbank (L 290, 291, P 176b, Q 88) en vijsbank (P 47) duiden op een werkbank waarop een bankschroef is aangebracht. [N 33, 279; N 64, 30a; N 66, 11a] || In het algemeen de houten bank waaraan de timmerman het hout bewerkt. Dit type werkbank is doorgaans aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant voorzien van een houten bankschroef. Zie ook afb. 113. [N 53, 208a; monogr.]
II-11, II-12
|
32000 |
werkbankblad |
blad:
blǭt (Q083p Bilzen)
|
Het werkvlak van de werkbank. Het werkbankblad bestaat uit een dik blok massief hout waarin verschillende vierkante en ronde gaten in zijn aangebracht. Zie ook de lemmata ɛstootblokgatɛ en ɛbankhaakgatɛ.' [N 53, 208c; monogr.]
II-12
|
31998 |
werkbankbodem |
bodem:
bǭjǝm (Q083p Bilzen)
|
Het vlak tussen de poten van het onderstel van de werkbank. Het wordt gebruikt om er gereedschap of hout op te leggen. [N 53, 208g]
II-12
|