e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
worm- en horzelgat maaikot: mǫjkut (Bilzen) Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7] II-10
wormstekig gestoken: gestɛkə (Bilzen) wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)] III-2-3
worst worst: voͅs (Bilzen), wos (Bilzen), woss (Bilzen) worst [ZND 04 (1924)], [ZND A1 (1940sq)] III-2-3
worst maken worst(en) maken: wos mǭkǝ (Bilzen) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1
worstelen worstelen: worstele (Bilzen), wôstelen (Bilzen), wrusselen: frausele (Bilzen), fraussele (Bilzen, ... ), fraussele (ze zin on ɛt bossele = zij zijn aan het vechten) (Bilzen) de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)] || Worstelen. [Willems (1885)] III-3-2
worstenbroodje saucijzenbroodje: sesiezebreidsje (Bilzen) worstebroodje [N 16 (1962)] III-2-3
worstvlees en -vet kleinmaken malen: mǭlǝn (Bilzen) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wortel wortel: wǫtǝl (Bilzen) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
worteltje molpenstaarten: moͅ.lpəsteͅt (Bilzen, ... ), wortelen: wottele (Bilzen), worteltjes: wettelkes (Bilzen) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] || Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wreef wreef: vrif (Bilzen) Het hoogste deel van de voorzijde van de voet. [N 60, 36, N 60, 15b] II-10