30806 |
worm- en horzelgat |
maaikot:
mǫjkut (Q083p Bilzen)
|
Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7]
II-10
|
21014 |
wormstekig |
gestoken:
gestɛkə (Q083p Bilzen)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
voͅs (Q083p Bilzen),
wos (Q083p Bilzen),
woss (Q083p Bilzen)
|
worst [ZND 04 (1924)], [ZND A1 (1940sq)]
III-2-3
|
25450 |
worst maken |
worst(en) maken:
wos mǭkǝ (Q083p Bilzen)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worstele (Q083p Bilzen),
wôstelen (Q083p Bilzen),
wrusselen:
frausele (Q083p Bilzen),
fraussele (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
fraussele (ze zin on ɛt bossele = zij zijn aan het vechten) (Q083p Bilzen)
|
de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)] || Worstelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20709 |
worstenbroodje |
saucijzenbroodje:
sesiezebreidsje (Q083p Bilzen)
|
worstebroodje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
malen:
mǭlǝn (Q083p Bilzen)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫtǝl (Q083p Bilzen)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
33563 |
worteltje |
molpenstaarten:
moͅ.lpəsteͅt (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
wortelen:
wottele (Q083p Bilzen),
worteltjes:
wettelkes (Q083p Bilzen)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] || Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17679 |
wreef |
wreef:
vrif (Q083p Bilzen)
|
Het hoogste deel van de voorzijde van de voet. [N 60, 36, N 60, 15b]
II-10
|