27813 |
boormachine |
boormachine:
buǝrmǝšīn (Q083p Bilzen),
buǝrmǝšīn (Q083p Bilzen)
|
In het algemeen een werktuig dat met behulp van handkracht of een andere aandrijfkracht in beweging wordt gezet en dient om gaten te boren. In de boorhouder van de boormachine wordt daartoe een boorijzer bevestigd. Zie ook de lemmata "handboormachine", "borstmachine", "borstboormachine", "kolomboormachine", etc. [N 33, 122] || In het algemeen een, al dan niet verplaatsbaar, werktuig dat met behulp van handkracht of een andere aandrijfkracht in beweging wordt gezet en dient om gaten te boren. Dit lemma bevat onder A een aantal algemene benamingen voor de boormachine, terwijl onder B, C en D een aantal meer specifieke boormachines zijn opgenomen. [N 53, 176]
II-11, II-12
|
31422 |
booromslag |
zwong:
zwuŋk (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
Een C-vormige houten of metalen kruk waarmee bij de omslagboor een draaiende beweging aan het boorijzer wordt gegeven. Aan de bovenzijde is een leunknop aangebracht waarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk kan uitoefenen op het boorijzer. Zie ook afb. 81 en het lemma ɛbooromslagɛ in Wld II.11, pag. 84. De omslagboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De klompenmaker boort er bijvoorbeeld koppelgaatjes mee in klompen. Zie voor de woordtypen boordrouw en borendrouw uit respectievelijk Kerkrade e.o. (Q 121) en Montzen (Q 253) ook RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄.' [N 33, 133; N 53, 161a; N 97, 110a; A 29a, 14a-14b; monogr.] || Een soort beugel in de vorm van een letter C met aan de bovenzijde een knop en aan de onderzijde een boorhouder. De booromslag wordt gebruikt om een boorijzer met de hand rond te draaien. De knop wordt daarbij tegen de borst geplaatst, terwijl tegelijkertijd met de beugel een draaiende beweging wordt gemaakt. Zie ook afb. 128. Zie voor het woordtype drouw (Q 121b, Q 284) ook RhWb I, kol. 1437, s.v. Drau: ...das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde, Drehbügel" en Wbd II.6, pag. 1980, lemma "booromslag", woordtype boordroef (L 205, L 206). [N 33, 153-154; N 33, 143; N 33, 121; monogr.]
II-11, II-12
|
31943 |
boorsel |
boorlingen:
buǝrleŋǝ (Q083p Bilzen)
|
Het fijne houtstof dat tijdens het boren uit het boorgat te voorschijn komt. [N 53, 181; monogr.]
II-12
|
31413 |
boortafel |
boortafel:
buǝrtǫfǝl (Q083p Bilzen),
tafel:
tǫfǝl (Q083p Bilzen)
|
Het vaak in hoogte verstelbare deel van de tafel- of kolomboormachine waarop het werkstuk wordt vastgezet. In het werkblad van de boortafel zijn daartoe verschuifbare beugels aangebracht waarmee het te bewerken voorwerp kan worden vastgeklemd. [N 33, 124]
II-11
|
31944 |
boorvijl |
vijl:
vājl (Q083p Bilzen),
vijltje:
vājlkǝ (Q083p Bilzen)
|
Vijl waarmee de snijdende delen van een boorijzer worden aangescherpt. Het blad van de boorvijl kan plat, driehoekig of rond zijn. Ronde vijltjes worden voor het slijpen van slangboren en lepelboren gebruikt. Zie ook het lemma ɛzaagvijlɛ in de paragraaf over het onderhoud van de zaag.' [N 53, 179]
II-12
|
33814 |
boosaardig paard |
kwaad paard:
kǫu̯t pīǝ.t (Q083p Bilzen)
|
Onbetrouwbare paard dat onverwachts slaat en bijt. Gewoonlijk legt het daarbij de oren in de nek en laat het wit van zijn ogen zien. [JG 1a; N 8, 62o]
I-9
|
21178 |
boot(je) |
boot(je):
booteke (Q083p Bilzen),
roeiboot(je):
roeibootje (Q083p Bilzen)
|
een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19600 |
bord |
telloor:
tleͅi̯r (Q083p Bilzen),
təlēi̯r (Q083p Bilzen),
təleͅi̯r (Q083p Bilzen)
|
bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
31989 |
borderel |
papier met de maten:
pǝpīr męt ˲dǝ muǝtǝ (Q083p Bilzen)
|
Lijstje waarop de maten staan genoteerd, bijvoorbeeld wanneer hout met behulp van de smetlijn afgetekend moet worden. [N 53, 204c]
II-12
|
27335 |
boren |
boren:
buǝrǝ (Q083p Bilzen)
|
[N 53, 180a; monogr.]
II-12
|