e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

Gevonden: 5500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijlicht zijraam: zājrǭm (Bilzen) Elk van de twee vaste ramen aan de zijkant van een (voor)deur. [N 55, 54b] II-9
zijn neus snuiten uitsnuiten: outsnútten (Bilzen) snuiten [ZND 07 (1924)] III-1-2
zijsponde beddenplank: będǝplaŋk (Bilzen), zijplank: zājplaŋk (Bilzen) Elk van de twee verwijderbare zijkanten van een, meestal houten, bed. [N 56, 178d] II-12
zijstukken van het raam zijkruk: zái̯kręk (Bilzen) De beide korte delen van het raamwerk, waarin de as van de rol bevestigd is. [JG 2c; JG 1b add.; N 11A, 184d + 185c; div.; monogr.] I-2
zijwand komp: (mv)  ko.mpǝ (Bilzen), mouwen: mōǝ (Bilzen) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zingen fluiten: ook: zènge  fleete (Bilzen), zingen: zenge (Bilzen, ... ), zĕngen (Bilzen), ook: fleete  zènge (Bilzen) het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] || III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || Zingen. [Willems (1885)] III-3-2, III-4-1
zinkbewerker zinkman: ze ̞ŋkman (Bilzen) Ambachtsman die zink en blik verwerkt, dakgoten herstelt, etc. Een aantal opgaven kunnen mogelijk meer algemeen van toepassing zijn op een loodgieter. [N 64, 161b; L 34, 17a-b; monogr.; div.] II-11
zitbank bank: baŋk (Bilzen, ... ) bank [N 56 (1973)], [ZND A1 (1940sq)] || op het eind van de bank [ZND 34 (1940)] III-2-1
zitplaats van de duif cage (fr.): Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’n kaasj (Bilzen), loge (fr.): Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’n lòsj (Bilzen) de zitplaats van de duif? [N 93 (1983)] III-3-2
zitten zitten: zitə (Bilzen) zitten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2