19799 |
zitting |
zit:
zet (Q083p Bilzen)
|
zitting [N 56 (1973)]
III-2-1
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
bòjəm (Q083p Bilzen),
kont:
kónt (Q083p Bilzen),
polder:
pòlder (Q083p Bilzen)
|
het kruis van de broek (zolder, kont, kruis, schreej enz.) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
21572 |
zo arm als ... |
zo arm als job:
hè es zoe erm as joep (Q083p Bilzen)
|
Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
19240 |
zo eenvoudig als ... |
zo eenvoudig als het kan:
zoe ēnvoudig as hət kan (Q083p Bilzen),
zo simpel als ik weet niet wat:
simpel as "ig wiët nie woa (Q083p Bilzen),
zo simpel als twee en twee vier is:
zoe simpel as twei en twei vier es (Q083p Bilzen)
|
Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
zikken (Q083p Bilzen)
|
wij zoeken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
20828 |
zoethout |
klishout:
klishōt (Q083p Bilzen)
|
zoethout [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
31380 |
zoetvijl, fijne vijl |
fijne vijl:
fājn vājl (Q083p Bilzen)
|
Vijl met een fijn bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een zoetvijl ongeveer 60 tanden per inch (Handboek Gereedschap, pag. 238). De zoetvijl wordt gebruikt voor harde metalen en voor het afwerken en, aldus de invuller uit P 219, het polijsten of polieren van metalen. Het blad van de vijl kan verschillende vormen hebben. [N 33, 90; N 64, 53b-c]
II-11
|
19719 |
zolder |
zolder:
zoͅldər (Q083p Bilzen)
|
zolder [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
oversprong:
īɛ.vǝrspro.ŋk (Q083p Bilzen)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
26149 |
zomen |
inzomen:
enzēmǝ (Q083p Bilzen),
omslag maken:
emslǭx mǭkǝ (Q083p Bilzen),
omzomen:
emzēmǝ (Q083p Bilzen),
emzēmǝn (Q083p Bilzen),
emzōmǝ (Q083p Bilzen),
zomen:
zēmǝ (Q083p Bilzen),
zoom lappen:
zōm lapǝ (Q083p Bilzen),
zoom naaien:
zōm nē̜ǝ (Q083p Bilzen)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|