e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

Gevonden: 5500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zitting zit: zet (Bilzen) zitting [N 56 (1973)] III-2-1
zitvlak van een broek bodem: bòjəm (Bilzen), kont: kónt (Bilzen), polder: pòlder (Bilzen) het kruis van de broek (zolder, kont, kruis, schreej enz.) [N 59 (1973)] III-1-3
zo arm als ... zo arm als job: hè es zoe erm as joep (Bilzen) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1
zo eenvoudig als ... zo eenvoudig als het kan: zoe ēnvoudig as hət kan (Bilzen), zo simpel als ik weet niet wat: simpel as "ig wiët nie woa (Bilzen), zo simpel als twee en twee vier is: zoe simpel as twei en twei vier es (Bilzen) Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)] III-1-4
zoeken zoeken: zikken (Bilzen) wij zoeken [ZND 08 (1925)] III-1-2
zoethout klishout: klishōt (Bilzen) zoethout [ZND 01u (1924)] III-2-3
zoetvijl, fijne vijl fijne vijl: fājn vājl (Bilzen) Vijl met een fijn bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een zoetvijl ongeveer 60 tanden per inch (Handboek Gereedschap, pag. 238). De zoetvijl wordt gebruikt voor harde metalen en voor het afwerken en, aldus de invuller uit P 219, het polijsten of polieren van metalen. Het blad van de vijl kan verschillende vormen hebben. [N 33, 90; N 64, 53b-c] II-11
zolder zolder: zoͅldər (Bilzen) zolder [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
zolder boven de dorsvloer oversprong: īɛ.vǝrspro.ŋk (Bilzen) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zomen inzomen: enzēmǝ (Bilzen), omslag maken: emslǭx mǭkǝ (Bilzen), omzomen: emzēmǝ (Bilzen), emzēmǝn (Bilzen), emzōmǝ (Bilzen), zomen: zēmǝ (Bilzen), zoom lappen: zōm lapǝ (Bilzen), zoom naaien: zōm nē̜ǝ (Bilzen) Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-7