e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

Gevonden: 5500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwartkop zwartkopje: zwatkèpke (Bilzen) zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)] III-4-1
zwartmaken zwartmaken: zwatmǭkǝ (Bilzen) Het insmeren van bepaalde delen van het schoeisel met zwartsel. [N 60, 132c] II-10
zwartsel zwartsel: zwatsǝl (Bilzen) Vocht waarmee men bepaalde delen van de schoen zwart maakt. Volgens de informant van L 267 wordt deze verfstof samengesteld uit roet, water en was, vooral bijenwas. De informant van K 278 vermeldt nog "olie" als ingredi√´nt. [N 60, 132a] II-10
zwartwerken ceremoniekleder maken: sęrǝmǝnīklēr mǭkǝ (Bilzen), ceremoniekleding maken: serǝmǝnīklējeŋ mǭkǝ (Bilzen), feestkleder maken: féjsklēǝr mǭkǝ (Bilzen), rouw maken: rō mǭkǝ (Bilzen), trouw maken: trǫw mǭkǝ (Bilzen), zwart maken: zwat mǭkǝ (Bilzen) Het maken van zwarte gelegenheidskleding voor feestelijke en droevige gelegenheden. [N 59, 194c] II-7
zwavelbloem solferbloem: sǫ.lfǝrblom (Bilzen) Lichtgeel poeder van fijne zwavel. Zwavelbloem smelt men op zacht vuur. In de vloeibare zwavel steekt men een kaart. Men trekt die eruit en laat de zwavel verharden. Men steekt de kaart met zwavel op een stuk hout en steekt dit stuk in brand onder de korf. Door de zwavelreuk worden de bijen gedood (Lhoest, pag. 68). [N 63, 77d; JG 1a+1b] II-6
zwavelkaart solferkaart: sǫ.lfǝrkǭ.rt (Bilzen) Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.] II-6
zwavelx solfer: solfer‧ (Bilzen) zwavel [ZND 08 (1925)] III-4-4
zweep karwats: kǝrwats (Bilzen  [(strafwerktuig)]  ), klak: klak (Bilzen), smik: smek (Bilzen  [(weinig gebruikt)]  ), smikje: smekskǝ (Bilzen), zweep: zwiǝp (Bilzen) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweer zweer: zwaer (Bilzen) Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)] III-1-2
zwellen zwellen: zwelle (Bilzen, ... ), zwellen (Bilzen), zweͅle (Bilzen) zwellen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2