e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

Gevonden: 5500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterham met kaas boterham met kaas: vaak nog scherts.  botram mèt keis (Bilzen), kaaskant: keiskant (Bilzen), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  keiskant (Bilzen) boterham [ZND 32 (1939)] || boterham met kaas [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met vet boterham met spekkevet: botram mèt spêkkevèt (Bilzen), boterham met spekvet: botram mèt spêkvèt (Bilzen) boterham met vet [N 16 (1962)] III-2-3
boterham van wit en zwart brood preekheer: priëkheïr (Bilzen) boterham van wit en zwart brood [N 16 (1962)] III-2-3
boterkuip boterloop: botǝrlau̯p (Bilzen) Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c] I-11
boterkussentje babbelut: v. boter met koffiesmaak  babbelut (Bilzen), boterkaramel: ’n botterkermêl (Bilzen), karamel: ’n kermêl (Bilzen) een balletje van suiker of stroop (babbelaar) [N 80 (1980)] || een met boter bereid snoepje (suikerspek) [N 80 (1980)] III-2-3
botteriken haletten: lętǝ (Bilzen) De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.] I-3
boulté gruau: grijō (Bilzen) Het op één na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. Bij het woordtype boulté merken verscheidene invullers op dat het grover is dan bloem en dat er zich nog de kortzemelen (kǫt˲zē.mǝlǝ, Q 168) in bevinden. Dit vormt mogelijkerwijs de verklaring waarom dit woordtype ook in de lemmata ɛmeelɛ en ɛbloemɛ is aan te treffen. Boulté heeft dus al een zeefproces ondergaan (vgl. bloem), maar bevat nog steeds zemelen (vgl. meel). Volgens Vanderspickken (pag. 46) wordt deze bloemsoort niet in een builmolen maar in een modernere bloemmolen uit het meel afgescheiden.' [JG 1b; Vds 251; Grof 246] II-3
bout van de asstroppen bout: bǫw.t (Bilzen) De bout waarmee de verschillende onderdelen van de asstroppen met elkaar verbonden worden. [JG, 1a] II-12
boutijzer bout: bǫwt (Bilzen) Een hol strijkijzer met losse bouten erin, die verwarmd moeten worden. De informant van K 361 vermeldt dat dit eigenlijk een ijzer voor de naaister is, omdat het lichter is dan het persijzer. De informant van L 416 geeft aan dat de bouten in een kachel verwarmd worden. Voor de informant van Q 99 is het een onbekend ijzer. [N 59, 21b; N 59, 20] II-7
bouwemmer tob: tǫp (Bilzen) Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.] II-9