20716 |
boterham met kaas |
boterham met kaas:
vaak nog scherts.
botram mèt keis (Q083p Bilzen),
kaaskant:
keiskant (Q083p Bilzen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
keiskant (Q083p Bilzen)
|
boterham [ZND 32 (1939)] || boterham met kaas [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
boterham met spekkevet:
botram mèt spêkkevèt (Q083p Bilzen),
boterham met spekvet:
botram mèt spêkvèt (Q083p Bilzen)
|
boterham met vet [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
preekheer:
priëkheïr (Q083p Bilzen)
|
boterham van wit en zwart brood [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34248 |
boterkuip |
boterloop:
botǝrlau̯p (Q083p Bilzen)
|
Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c]
I-11
|
20553 |
boterkussentje |
babbelut:
v. boter met koffiesmaak
babbelut (Q083p Bilzen),
boterkaramel:
’n botterkermêl (Q083p Bilzen),
karamel:
’n kermêl (Q083p Bilzen)
|
een balletje van suiker of stroop (babbelaar) [N 80 (1980)] || een met boter bereid snoepje (suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32948 |
botteriken |
haletten:
lętǝ (Q083p Bilzen)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
26628 |
boulté |
gruau:
grijō (Q083p Bilzen)
|
Het op één na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. Bij het woordtype boulté merken verscheidene invullers op dat het grover is dan bloem en dat er zich nog de kortzemelen (kǫt˲zē.mǝlǝ, Q 168) in bevinden. Dit vormt mogelijkerwijs de verklaring waarom dit woordtype ook in de lemmata ɛmeelɛ en ɛbloemɛ is aan te treffen. Boulté heeft dus al een zeefproces ondergaan (vgl. bloem), maar bevat nog steeds zemelen (vgl. meel). Volgens Vanderspickken (pag. 46) wordt deze bloemsoort niet in een builmolen maar in een modernere bloemmolen uit het meel afgescheiden.' [JG 1b; Vds 251; Grof 246]
II-3
|
32230 |
bout van de asstroppen |
bout:
bǫw.t (Q083p Bilzen)
|
De bout waarmee de verschillende onderdelen van de asstroppen met elkaar verbonden worden. [JG, 1a]
II-12
|
28908 |
boutijzer |
bout:
bǫwt (Q083p Bilzen)
|
Een hol strijkijzer met losse bouten erin, die verwarmd moeten worden. De informant van K 361 vermeldt dat dit eigenlijk een ijzer voor de naaister is, omdat het lichter is dan het persijzer. De informant van L 416 geeft aan dat de bouten in een kachel verwarmd worden. Voor de informant van Q 99 is het een onbekend ijzer. [N 59, 21b; N 59, 20]
II-7
|
29961 |
bouwemmer |
tob:
tǫp (Q083p Bilzen)
|
Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.]
II-9
|