e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

Gevonden: 5500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bouwgrond eerste laag: ęjstǝ luǝf (Bilzen), onderste laag: ǫndǝrstǝ luǝf (Bilzen) De vaste grond die de basis vormt voor de fundering. Wanneer men gebruik maakt van zand als basislaag, wordt dit doorgaans aangestampt of met behulp van water verdicht. Dit laatste noemde men in K 278 'aanwateren' ('anwowǝtǝrǝn'). De woordtypen 'vlijlaag' en 'werkvloer' duiden respectievelijk de basislaag aan van een gemetselde fundering en van een fundering die is uitgevoerd in gewapend beton. [N 31, 3a; monogr.] II-9
bouwland akker: akǝr (Bilzen), labeurland: labīrlant (Bilzen), land: lant (Bilzen), veld: fɛlt (Bilzen), fɛ̄lt (Bilzen), vē̜.lt (Bilzen), vę.lt (Bilzen), vęlt (Bilzen), vɛlt (Bilzen) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bovendeksel van een duivenmand bovendeksel: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de boëvendèksel (Bilzen) Hoe heet verder in Uw dialect: bovendeksel van een duivenmand? [N 93 (1983)] III-3-2
bovendorpel bovenstuk: buǝvǝstęk (Bilzen), centerstuk: sɛntǝrstęk (Bilzen) De bovenste horizontale regel van een raam- of deurkozijn. Een getoogde of halfcirkelvormige bovendorpel bestaat uit drie stukken die met behulp van houten klossen van bepaalde vorm aan elkaar worden bevestigd. In L 387 werd een dergelijke klos 'sleutel' ('šlø̄ǝtǝl') genoemd. [N 55, 7d; N 55, 7e] II-9
bovengrond zwarte grond: zwatǝ grǫnt (Bilzen) De laag aarde die onbruikbaar is voor het vormen van stenen en dus terzijde wordt gelegd. Doorgaans spreidt men deze grond later weer uit over het afgegraven terrein, zodat dit opnieuw in cultuur kan worden genomen. [N 98, 18; monogr.] II-8
bovenkant van het brood korst: kos (Bilzen) [N 29, 54a; monogr.] II-1
bovenkraag bovenkol: buǝvǝkǫl (Bilzen), bovenkraag: buǝvǝkrǭx (Bilzen) Het buitenste of bovenste gedeelte van de kraag dat in het zicht komt. [N 59, 121a] II-7
bovenlicht bovenlicht: buǝvǝlex (Bilzen), bǫwvǝlex (Bilzen), overlicht: iǝvǝrlex (Bilzen) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenlip bovenste lip: boëveste lip (Bilzen) Bovenlip (bovenlip, bovenste lip) [N 106 (2001)] III-1-1
bovenraam bovenstuk: buǝvǝstęk (Bilzen), bovenvleugel: buǝvǝvliǝgǝl (Bilzen) Het bovenste, meestal vaste gedeelte van een schuifraam. [N 55, 39c] II-9