e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

Gevonden: 5500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brulse koe brul: brel (Bilzen) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brutaal astrant: das das nen abstrante joeng (Bilzen) hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] III-3-1
buffetkast buffetkast: breed, hoog  bøfeͅtkas (Bilzen) buffetkast, glazenkast [N 56 (1973)] III-2-1
bui, regenbui bui: baai (Bilzen), regenbui: rengerbaai (Bilzen), rengerbaoi (Bilzen), rēͅŋərboi (Bilzen), reͅŋərboi (Bilzen), schoer: schoer (Bilzen), sjoer (Bilzen, ... ) bui, regen [ZND 01 (1922)] || regenbui [ZND 06 (1924)] III-4-4
buigijzer hoorn: (h)uǝn (Bilzen) Een driehoekig blok ijzer met aan de onderzijde een pin, dat in het aambeeldgat wordt geplaatst en wordt gebruikt om er met behulp van een hamer stukken ijzer op te buigen. Zie ook afb. 26. [N 33, 45-46; N 33, 55] II-11
buik buik: bǫu̯k (Bilzen), pens: pɛns (Bilzen, ... ), pɛ̄.ns (Bilzen) Het gedeelte van de huid dat de buik bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3e; N 36, 5] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, II-10
buikbroek broek voor een dikbuik: bruk vø̜r nǝn dekbǫwk (Bilzen) Broek voor een gezet figuur. [N 59, 162] II-7
buikkrampen koliek: kǫlīk (Bilzen), penspijn: pɛ̄.nspāi̯n (Bilzen) Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.] I-9
buikpijn buikpijn: baukpaain (Bilzen) ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
buiksuçon buikneep: bǫwknēp (Bilzen), buikpince: bǫwkpɛ̃s (Bilzen), buiksuçon: bǫwksǝson (Bilzen), bǫwksǝsuŋ (Bilzen), suçon in de maal: sǝson ęn dǝ mǭl (Bilzen) Gebogen taillenaad voor veel buikwelving. [N 59, 94d] II-7