e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bingelrade

Overzicht

Gevonden: 1205
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hagelen hagelen: hogele (Bingelrade) hagelen [SGV (1914)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagelsteen: hogelschtein (Bingelrade) hagelsteen [SGV (1914)] III-4-4
hagelx hagel: hogel (Bingelrade) hagel [SGV (1914)] III-4-4
haken haken: ho-ake (Bingelrade), hoake (Bingelrade) haken (ww.) [SGV (1914)] III-1-3
haken en ogen haken en ogen: hø̜̄k ɛn ǫwgǝ (Bingelrade) Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11] II-7
hakmes heep: heep (Bingelrade) heep (bijl) [SGV (1914)] III-2-1
haksel haksel: ɛksǝl (Bingelrade) Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4
halen halen: (h)oale (Bingelrade) halen [SGV (1914)] III-1-2
half- of stiefbroer stiefbroer: šteͅi̯f˂broͅu̯ər (Bingelrade) half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] III-2-2
half- of stiefzuster stiefzuster: šteͅi̯f˃zøstər (Bingelrade) half- of stiefzuster [DC 05 (1937)] III-2-2