| 17742 |
proeven |
proeven:
pruive (Q029p Bingelrade, ...
Q029p Bingelrade)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)]
III-1-1, III-2-3
|
| 21354 |
pruis |
pruis:
Pruus (Q029p Bingelrade)
|
Pruis [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 21355 |
pruisen |
pruisen:
Pruse (Q029p Bingelrade)
|
Pruisen (land) [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 18908 |
prutser |
sukkelaar:
g = Duitsche
suggelêr (Q029p Bingelrade)
|
sukkelaar [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 25014 |
punt, stip |
punt:
puntj (Q029p Bingelrade)
|
punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 19079 |
raad |
raad:
road (Q029p Bingelrade)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 33271 |
raapzaad |
stekzaad:
stɛkzǭt (Q029p Bingelrade)
|
Brassica rapa L. subsp. oleifera. Naam voor het gewas en voor het zaad. Zoals koolzaad is ook raapzaad een koolsoort die alleen om het oliehoudend zaad wordt geteeld. De knolraap is de vrucht van dezelfde soort die omwille van de knol wordt verbouwd; vergelijk ook het lemma Knolraap.
I-5
|
| 19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (Q029p Bingelrade),
vreemd:
vrêm (Q029p Bingelrade)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
| 28447 |
raat |
schol:
šǫl (Q029p Bingelrade)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
| 19224 |
raden |
raden:
roae (Q029p Bingelrade)
|
raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4
|