e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bingelrade

Overzicht

Gevonden: 1205
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaden (ww.) schaden: schae (Bingelrade) schaden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
schaduw, lommer scheem: scheim (Bingelrade) schaduw [SGV (1914)] III-4-4
schafttijd ungeren: (unjere) (Bingelrade) schafttijd [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: schanj (Bingelrade) schande [SGV (1914)] III-3-3
schede schede: schei (Bingelrade) scheede [SGV (1914)] III-2-1
scheen scheen: scheen (Bingelrade), šeine (Bingelrade) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
schelden, schimpen schelden: schelje (Bingelrade, ... ) schelden [SGV (1914)] III-1-4
schemering, valavond tussen dag en licht: tusschem daag en eleicht (Bingelrade) schemering [SGV (1914)] III-4-4
schenkel knook: knoak (Bingelrade) schenkel [SGV (1914)] III-2-3
scherp eggen voorwaarts [eggen]: vȳrwārts (Bingelrade) Werken met een eg die "scherp" is aangespannen. De tanden van de eg staan dan schuin naar voren gericht en gaan dientengevolge diep door de grond heen. Zie afb. 69. De termen zijn primair van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In streken waar men gezien de grondsoort met één egtype kon volstaan en bij de bestrijding van onkruid uitsluitend of voornamelijk scherp egde, kan voor "scherp eggen" en "onkruid uiteggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten, zien men de toelichting bij het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b add.; N 11A, 173a; N P, 15a; monogr.] I-2