e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
figuurzaag laubzäge: lǫwp˲zē̜ǝx (Bleijerheide) Handzaag, waarvan het zeer smalle zaagblad in een metalen beugel gespannen is. De figuurzaag wordt gebruikt om fijne vormen in licht plaatmateriaal, zoals triplex, uit te zagen. Zie ook afb. 17. [N 53, 11; monogr.] II-12
fijn droog stof mul: møl (Bleijerheide) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijn vijlen bijvijlen: bęjvilǝ (Bleijerheide) Een stuk hout bewerken met een fijne houtvijl. [N 53, 158b] II-12
fijne blokschaaf slichthobel: šlexhubǝl (Bleijerheide) Blokschaaf met dubbele beitel die wordt gebruikt om het hout zeer glad af te schaven. [N 53, 57; monogr.] II-12
fijne hagel fijne harel: fienge harel (Bleijerheide) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijne meubelmaker kunstschrijner: kønstšrīnǝr (Bleijerheide) Meubelmaker die gespecialiseerd is in fijn werk. [N 55, 166b] II-12
fijngebouwd fijn: fīn (Bleijerheide) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
fijnkool fijnkool: fīkoǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), fīnkoǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), gries: jres (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), pof: puf (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Steenkolen met een afmeting kleiner dan 10 mm. [N 95, 463] II-5
fijnnaaister fijne naaierse: fiŋ niǝnǝšǝ (Bleijerheide), naaierse voor fijn werk: niǝnǝšǝ vȳr fin wɛrk (Bleijerheide) Naaister die fijn naaiwerk verricht. [N 62, 1c] II-7
fineerzaag fineerzeeg: finērzē̜ǝx (Bleijerheide), profielzeeg: profilzē̜ǝx (Bleijerheide) Zaagje met een aan beide zijden getand zaagblad, dat wordt gebruikt om fineerhout te zagen. Zie ook afb. 165. [N 53, 13a; N 53, 14; monogr.] II-12