e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gatels zuil: zyl (Bleijerheide) Grote els met een oog in de voorste punt waardoorheen men de naairiemen kan trekken. Zie afb. 68. [N 36, 31; Li 1963, 35] II-10
gazon grasplei: jrāsplai̯ (Bleijerheide) gazon III-2-1
gebakje deeltje: deel’sje (Bleijerheide), Duits: TEILCHEN  deelsje (Bleijerheide) gebakje || Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebarsten en zwartgeblakerde korst gebarsten brood: jǝbaštǝ bruǝt (Bleijerheide), verbrand brood: vǝrbraŋkt bruǝt (Bleijerheide) Door een te hoge oventemperatuur ontstaat er een verkoolde korst. Een aantal benamingen duidt op het hele brood. [N 29, 66b; N 29, 66a] II-1
gebint dakwerk: dāxwęrǝk (Bleijerheide), eckegebint: ɛkǝjǝbent (Bleijerheide), kruisgebint: krytsjǝbent (Bleijerheide), scheergebint: šīrjǝbent (Bleijerheide) Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.] II-9
gebit gebit: jebis (Bleijerheide) gebit [N 10a (1961)] III-1-1
gebluste kalk dempkalk: dɛmpkalǝk (Bleijerheide, ... ), geleste kalk: jǝlɛ̄š˱dǝ kalǝk (Bleijerheide) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
geboorte aanslag: āšlāx (Bleijerheide) De plaats waar de boog aan weerszijden tegen de rest van het metselwerk rust. De stenen in de muur moeten hier, om aansluiting te geven, behakt worden. In Q 121 spreekt men dan van 'geschoren stenen' ('jǝšōrǝ štęŋ'). Volgens de invuller uit Q 97 telt een poortboog altijd een oneven aantal stenen. [N 32, 19a; monogr.] II-9
geboorteomhulsel van een veulen net: nets (Bleijerheide) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
gebouw bouw: boͅu̯ (Bleijerheide) gebouw III-2-1