e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebreide kous strikhoos: strik-hoas (Bleijerheide) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3
gecombineerde houtbewerkingsmachine gecombineerde machine: jǝkǫmbinērdǝ mašiŋ (Bleijerheide) Houtbewerkingsmachine waarmee men kan vlakschaven, op dikte schaven, boren en zagen. Een dergelijke machine wordt vooral in grotere houtbewerkende bedrijven gebruikt. [N 53, 87; monogr.] II-12
gecombineerde wals-, kraal-, fels-, kant- en buigmachine gecombineerde krol-zetbank: jǝkǫmbinērdǝ krǫl-zɛts˱baŋk (Bleijerheide) Machine die zo is geconstrueerd, dat er verschillende werkzaamheden zoals het walsen, omkralen, felsen en ombuigen van plaatmateriaal mee gedaan kunnen worden. Zie ook afb. 174. [N 64, 13e] II-11
gedeeltelijk opvullen blind vullen: bleŋk vø̜lǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits]), niet goed vullen: net jot fylǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]) Open ruimten in de opvulling laten. Dit werd volgens Lochtman (pag. 173) vroeger, toen er nog met de hand werd opgevuld, uit luiheid gedaan. Volgens een invuller uit Q 121 kon de term "pfuschen" ook worden gebruikt voor het verwerken van oud hout in de opvulling in plaats van stenen. Dit was ten strengste verboden omdat het mijnschade kon veroorzaken. Zie ook het lemma Een Stuk Mijngang Onopgevuld Laten, Wld II.4, pag. 82. [N 95, 553; N 95, 554; monogr.; div.] II-5
gedenken; gedachtenis gedenken: jedenke (Bleijerheide) gedenke III-1-4
gedrukt gedrukt: gǝdrøkt (Bleijerheide) Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b] I-9
geduld geduld: jedóld’ (Bleijerheide) geduld III-1-4
gedupeerd de domme zijn: d’r domme zieë (Bleijerheide) de dupe zijn III-1-4
geelgors geelgeuts: jeëljüetsj’ (Bleijerheide) geelgors III-4-1
geer geer: jiǝr (Bleijerheide) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7