e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gereedschapsring getuighaak: [getuig]hǫǝk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), getuigpin: [getuig]pen (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), getuigring: [getuig]reŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]) Grote metalen ring waaraan het gereedschap dat voorzien is van een gat, kan worden geregen. De gereedschapsring kan met behulp van een hangslot worden afgesloten en wordt uitsluitend in pijlers gebruikt. Volgens invullers uit Q 121 en Q 121c was de "getuigpin" voorzien van een plaatje met daarop het nummer van de mijnwerker. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste woorddelen zie men het lemma Gereedschap. [N 95, 763; monogr.] II-5
gereedschapswerkplaats reparaturwerkplaats: rępǝratuǝrwɛrkplāts (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), reparaturwerkstatt: rępǝratuǝrwɛrkštat (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), schmiede: šmit (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Bovengrondse werkplaats waar gereedschap wordt hersteld. [N 95, 728] II-5
geren geren: jīrǝ (Bleijerheide) Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10] II-7
gering aantal, een paar koppel: kóp⁄pel (Bleijerheide), paar: paar (Bleijerheide), satz (du.): zats (Bleijerheide) paar, stel van twee III-4-4
gerst gerst: jē̜ǝš (Bleijerheide) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geruite jurk ruitenkleed: ruute kleed (Bleijerheide) jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)] III-1-3
geschifte steen platte klezoor: platǝ klɛtš˱ūr (Bleijerheide) Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.] II-8
geslachtsgemeenschap hebben poppen: póp’pe (Bleijerheide) neuken III-2-2
gesloten kant gesloten kant: jǝšloasǝ kaŋk (Bleijerheide) De zoolrand die niet uitsteekt. Zie afb. 45. [N 60, 105b] II-10
gesloten kant [wld ii.10, p. 44] gesloten kant: jesjloaze kank (Bleijerheide) De zoolrand die niet uitsteekt (gesloten kant?) Zie tek. 105. [N 60 (1973)] III-1-3