e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glasdeur glasdeur: jlās˱dȳr (Bleijerheide) Deur waarbij het paneel uit glas bestaat. [N 55, 29a] II-9
glaslatten glaslatten: jlāslatsǝ (Bleijerheide) Latjes waarmee de glasruiten in de deur vastgezet worden. [N 55, 29c] II-9
glasroede kruisstijl: krytsštil (Bleijerheide), stijl: štil (Bleijerheide) Smalle regel met sponning in een glasraam. [N 55, 62a-c] II-9
glassponning glasspond: jlāsšpoŋk (Bleijerheide) Sponning in de regels en stijlen van een glasdeur, waarin de glasruit wordt geplaatst. [N 55, 29b] II-9
glazenkast glazerkast: jlāzərkas (Bleijerheide), glazerschap: jlāzəršāf (Bleijerheide) glazenkast III-2-1
glazig glazig: Die eërpel zint jla¯zieg  jla’zieg (Bleijerheide) glazig III-2-3
gleiswerk aardewerk: ēǝdǝwęrk (Bleijerheide) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
gleuf slits: šlits (Bleijerheide) De gleuf in de kop van de houtschroef, waar de vouw aan het uiteinde van de schroevendraaier in past. Een afgekeurde schroef zonder gleuf werd in Posterholt (L 387) jongetje (jø̜ŋskǝ), in Wellen (Q 78) mannetje (mɛnǝkǝ) en in Venlo (L 271) kletskop (klɛtskǫp) genoemd.' [N 54, 37e; monogr.] II-12
gleufstaak gleuftas: gleuftas (Bleijerheide) IJzeren staak waarbij in de vlakke bovenzijde een groef of geul ingevijld is. De pinvormig uitlopende onderzijde van het werktuig wordt in het gat van het aambeeld geplaatst. De gleufstaak wordt als ondergrond gebruikt wanneer men in een metalen plaat een geul wil slaan. Zie ook afb. 22. [N 33, 212; N 64, 35b; N 66, 16b] II-11
glijbies binnenbies: benǝbīs (Bleijerheide), roetsjbies: rutšbīs (Bleijerheide) Een reep leer die aan de binnenkant van de schoen van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees, en die dient om de hiel gemakkelijk in de schoen te laten schuiven. "De achternaad moet van binnen steeds met een zoogenaamde glijbies voorzien (gedekt) worden, die aan weerszijden van den naad gestikt en aan de kanten ook met de hand aangezet kan worden. Boven reikt deze glijbies tot of onder de stijve kap, onder naait men hem aan weerszijden aan de contrefortvoering vast." (Kn√∂fel I, pag. 177). Zie afb. 22. [N 60, 18c] II-10